Protestantse Kerk in Nederland
Protestantse Gemeente Oostzaan - Zondag 10.00 uur Kerkdienst in de Grote Kerk!
 
 
Wij geloven

Wij geloven
Wij geloven in de Christelijke Boodschap zoals deze door Gods afgezant op aarde Jezus Christus verkondigd is.

Levenslessen die hun waarde hebben en hun waarde zullen behouden. In de afgelopen tijd heeft de redactie van Kerkbuurten meerdere gemeenteleden gesproken.

Gemeenteleden welk zich hebben uitgesproken over hun opvatting van het Christelijk geloof.

Gesprekken van waarde – u kunt ze hier vinden. 

Jan de Waal
 
Deze pagina is in bewerking!!! Deze pagina is in bewerking!!!
Sorry voor het ongemak.

De webmaster.
 
Vragen van Geloof Vragen van Geloof
Burgemeester Rob Meerhof mrt 2017 Hian Boen Liem okt 2016
Wietske Wijnja en Frieda Flens sept 2016 Jaap Ruig jul/aug 2016
Gerson Gilhuis - afscheid juni 2016 Simon Rieuwers mei 2016
Bets van 't Padje -
Klaas de Waayer
april 2016 Wies en Herman Stoffels maart 2016
Dik de Vries Febr. 2016 Jo Boerma - ter Schegget dec.15 / jan 16
Marjan Lust Nov 2015 Kobob okt,2015
       
Marja Buijs- Roseboom juni 2015 Peter Ruig mei 2015
Jo van Reijsen april 2015 Gerard de Klerk maart 2015
Frieda Flens - Meijer febr. 2015 Gerson Gilhuis febr 2015












 

Burgemeester Rob Meerhof
 

In het kerst- en januarinummer trof u geen interview aan. In januari ben ik wel weer op stap gegaan. Dit keer naar het centrum van het dorp, naar het gemeentehuis oftewel De Kunstgreep. Ik had daar een afspraak met burgemeester Rob Meerhof. Precies 2 jaar is hij nu de eerste burger van Oostzaan. Hij reageerde heel enthousiast op het verzoek mee te werken aan een interview. Hij had zich ook voorbereid door op de website het decembernummer van Kerkbuurten door te lezen.
 
De rubriek heet Vragen van geloof. We hebben het wel over geloven gehad, maar de burgemeester wil, als publiek figuur, niet teveel van zijn privé weergeven. Het was ook interessant om zijn wegen binnen de bestuurlijke kanalen te volgen en zijn beweegredenen voor veranderingen in zijn loopbaan.
 
Heeft u als kind te maken gehad met het geloof?
“Ik ben gereformeerd opgevoed. Natuurlijk draagt een mens dat zijn leven met zich mee. Ik kom nu nog in kerken bij begrafenissen van familieleden en natuurlijk bij optredens in het dorp waar ik bij uitgenodigd word. Ik heb mijn lijntje met de kerk nooit verbroken.”
 
Hoe kwam u in het bestuurlijke leven terecht?
“Als jongere raakte ik betrokken bij Amnesty International. Het begon met brieven schrijven om regeringen attent te maken op de mensenrechten, ik raakte betrokken bij de club en uiteindelijk werd ik hoofdredacteur van het landelijke maandblad. Ik ben altijd bezig geweest met emancipatiebewegingen. Mensen moeten zelf de regie kunnen hebben. Hoe kan ik of hoe kan de overheid daar aan bijdragen? Ik ben altijd een soort initiatiefnemer geweest. Langzaamaan verlegde ik mijn zwaartekracht naar de politiek. De kennis die ik opdeed, wilde ik gaan vertalen naar beleid.
 
In de politiek heeft u verschillende functies bekleed
“Ik heb heel lang in de gemeenteraad gezeten in Velsen. Van daaruit kwam ik in de provinciale politiek terecht, eerst als vice-fractievoorzitter en later twee jaar als gedeputeerde.
In die functie bracht ik regelmatig een bezoek aan Laag-Holland. Dit vond ik al direct een interessant en mooi gebied. Ik ben opgegroeid in IJmuiden, waar werk, duinen, strand en het Nationaal park Zuid-Kennemerland naast de deur lagen. Het gebied rond Amsterdam en het Noordzeekanaal waar gewerkt wordt, gewoond en ook gerecreëerd in de natuurgebieden in dit landschap spreekt mij aan. Dus toen in Oostzaan de functie van burgemeester vrijkwam, heb ik daar heel bewust op gesolliciteerd. Ik ben naast het burgemeester- zijn ook voorzitter van de Raad van Toezicht van Stichting Landschap Noord-Holland.”
 
Naast uw activiteiten in de politiek bent u actief geweest voor patiëntenorganisaties in de gezondheidszorg
In de jaren 80 werden gemeenten en provincies verantwoordelijk voor zorgvoorzieningen. Ik vond het belangrijk mijn oor daarvoor te luisteren te leggen, gebruik te maken van ervaringsdeskundigheid van de betrokken mensen. Er ontstonden eerst lokale en later regionale patiëntenverenigingen met het oog op input voor de beleidsontwikkeling. Dit groeide uit naar landelijke organisaties. Ik ben tien jaar voorzitter geweest van de Nederlandse Patiënten- en ConsumentenFederatie. In dezelfde tijd was ik raadslid in de gemeente Velsen.
Mijn uitgangspunt is, zoals gezegd, dat mensen zelf de regie moeten kunnen hebben, dus de kennis van ervaringsdeskundigen vertaalt naar vraagbundeling en naar vraagsturing en vervolgens verankerd in  beleid.  Interessant is dan om te zien hoe de belangenorganisaties daardoor ook bij de politiek betrokken raken en blijven. Daarna komt de stap om te bekijken hoe het beleid wat op deze manier landelijk gemaakt wordt, terug komt in de lokale praktijk. Er werd gedacht dat mensen met een persoonsgebonden budget hele andere dingen van hun vergoeding zouden gaan doen, maar dat was niet waar. Zij regelden op hun manier de zorg die zij rondom zichzelf of hun familielid wenselijk vinden. Van initiatiefnemer was ik voorzitter geworden in de loop der jaren van verschillende organisaties. Na meer dan die tien jaar heb ik toch mijn zwaartepunt weer naar de politiek verlegd.”
Er zijn nu ook weer veel nieuwe ontwikkelingen op het terrein van zorg en gemeenten
“Er zijn zeker grote ontwikkelingen gaande op dit vlak. Nu worden weer veel zaken lokaal neergelegd. Eigenlijk hoe het begonnen was. Nu is het vooral een inkoopverhaal geworden gekoppeld aan een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de continuïteit en het functioneren van de zorg- en hulpketen .  Een gemeentelijke adviesraad sociaal domein is nu van groot belang om het bereiken van deze doelen te bewaken. De uitdaging is nu om na te denken wat de volgende ontwikkeling moet zijn. Kwaliteit moet gemeten worden, zorg moet gecertificeerd worden. In hoeverre worden hier de ervaringsdeskundigen bij betrokken?
 
U noemt uzelf een francofiel, u reist graag door Franstalige landen?

“Ja, in die landen voel ik mij ook zeer thuis. Frankrijk. Natuurlijk, maar ook bijvoorbeeld  Marokko. Daar heb ik goed toegang tot mensen doordat zij vaak frans spreken. Misschien is het omdat het een islamitisch land is, maar ik merkte dat langere gesprekken hier  vaak uitkwamen op geloofskwesties. Die ervaring had ik ook na enkele reizen naar het, overigens Engelstalige, Gambia. Toen mijn moeder vorig jaar overleden was, zei een Islamitische vriend uit Gambia tegen mij dat hij voor mij en mijn moeder zal bidden. Dat vond ik een ontroerend gebaar. Eigenlijk zijn er meer overeenkomsten tussen al die te onderscheiden geloven dan verschillen. Een religie gaat in de basis uit van vrede, liefde en barmhartigheid. Dat is gelukkig ook wat de meeste gelovigen proberen uit te dragen. Hier moet de verbinding worden gezocht.”
 
Wat vindt u van religieus terrorisme?
“Dat vind ik een rare vraag. Terrorisme is niet religieus. Dat moet los van elkaar worden gezien. Je moet kijken naar de oorzaken. Zit dat in de opvoeding, zijn mensen ontspoord geraakt door omstandigheden? De mensen die radicaliseren hebben een versmalde visie van de werkelijkheid. Zij zoeken een bepaald gevoel van zekerheid in het kalifaat. Zij hebben daarbij minder begrip, zo niet een disrespect voor het denken van andere mensen. In Nederland is dit heel beperkt. Natuurlijk moet je hier rekening mee houden en geeft dit zorgen. Maar wij moeten ons meer richten op mensen die deze ideeën niet ontwikkelen. Hen de kansen geven zich in Nederland te ontwikkelen en zoals ik bij de vorige vraag al aangaf de verbinding met hen zoeken.”
 
Ook in Oostzaan gaan niet zoveel mensen meer naar de kerk
“Je ziet overal een ontwikkeling van ontkerkelijking. Mensen zoeken naar een andere vorm van zingeving, van identiteit. De veiligheid die mensen toch nog altijd zoeken, vinden zij niet meer in de gemeenschap van de kerk. Dit is niet meer vanzelfsprekend. Hoewel de groep mensen van de kerk ook hier in het dorp, naast alle andere vrijwilligers, een belangrijke plaats inneemt en veel goede dingen doet.”

Vorig jaar vingen wij een grote groep vluchtelingen op in de sporthal van Oostzaan
“Ja, ik vond dat wij als Oostzaan onze bijdrage moesten leveren aan dit grote vraagstuk. Wel met in mijn achterhoofd dat het moest passen bij de grootte van Oostzaan. Samen met het college en de Raad stonden wij volledig achter het plan om voor een beperkte
tijd, voor een beperkte groep toch onze bijdrage te leveren. Met een open sessie in de kerk hebben wij met dorpsinwoners kunnen praten, ook met mensen die ‘tegen’ waren. Er stond een bijzonder grote groep op die zich als vrijwilligers meldde en uiteindelijk ook letterlijk de handen uit de mouwen gestoken hebben vanaf dat de mensen hier arriveerden tot zij weer vertrokken.
Wij hebben nu nog als taak een aantal vergunningshouders hier te huisvesten. Dit moet op een goede manier gebeuren, want ook hebben wij natuurlijk Oostzaners die al langer op de wachtlijst staan voor een woning in het dorp. Het is mooi dat iets ‘slechts’, het vluchten, omgebogen kan worden in een kans om een leven op te bouwen en talenten te ontwikkelen, ook hier in Nederland, in Oostzaan. Dat heb ik kortgeleden nog gezien toen ik een Somalisch gezin het Nederlandse paspoort kon overhandigen. De kinderen hebben hun dromen voor later, de ouders proberen zodanig hun leven weer op te bouwen dat hun kinderen die kansen ook krijgen en buren in het dorp bekommeren zich om hen en helpen zo nodig. Aan deze voorbeelden houd ik mij vast.”
 
In uw eerste nieuwjaartoespraak gaf u aan dat u ging proberen in te burgeren in Oostzaan, is u dat gelukt?
In Oostzaan wordt veel georganiseerd. Het lijkt of veel mensen lid zijn van minstens 3 verschillende verenigingen in het dorp. Hierdoor bestaan een aantal hechte gemeenschappen die elkaar tegenkomen bij de verschillende activiteiten in onze gemeente. Dit is iets ‘Oostzaans’ en zorgt ook voor een gezonde competitie. Oostzaners hechten aan nabijheid en kleinschaligheid. Er zijn prima voorzieningen. Ik heb veel mensen leren kennen. Gedurende de vijf minuten die ik van mijn huis naar het werk loop, zeggen veel mensen mij gedag en ik hen. Ik heb geen last van deze bekendheid. De vele uitnodigingen die op het gemeentehuis binnen komen van de diverse verenigingen verdelen wij onder burgemeester en wethouders. De optredens getuigen ook van veel kwaliteit en laten het plezier zien waarmee iedereen bezig is op zijn niveau. Politiek gezien zijn er korte lijnen tussen het bestuur en de bevolking. Ik weet precies tot op concreet casusniveau wat er speelt in het dorp, bijvoorbeeld bij het traject specifiek voor jongeren of in gevallen van huiselijk geweld. Ik heb een regulier overleg met de wijkagent. Ik ga niet in het dossier, ik ben geen zorgverlener, maar ik kan wel lastige vragen stellen. Ligt het aan het systeem? Wat gaat er mis? Vanuit mijn kennis in onze gemeente kan ik ook met de politici in de grote steden kijken of dat wat bij ons speelt door hen herkend wordt. Op deze manier gaat de kennis ook van micro- naar macro-niveau en kan ik mijn steentje daaraan bijdragen.
 
Burgemeester Meerhof, bedankt voor dit gesprek. Bijzonder om te zien dat een mens door de dingen die op zijn pad komen en de initiatieven die hij dan ontwikkelt steeds in een volgende stap belandt en daar dus ook zelf invloed op kan uitoefenen. We komen u vast wel weer tegen in het dorp, bij de verschillende activiteiten, bij de dagelijkse dingen als boodschappen doen bij bijvoorbeeld de groenteboer of op uw weg van huis naar werk. U eindigt uw nieuwjaarstoespraak van dit jaar met de wens op een jaar waarbij een ieder in zijn naaste omgeving veel voldoening en liefde mag ontvangen. Dit wensen wij u en onszelf ook toe.

Wietske Wijnja

 

 Hian Boen Liem (Agapé)

In de vorige Kerkbuurten waren Frieda en ik zelf aan de beurt, in het zonnetje gezet door Jaap Ruig. Deze maand had ik Hian Boen Liem uitgenodigd om mee te werken aan het interview.

Hian is door zijn contacten met Gerson Gilhuis in contact gekomen met de Oostzaanse kerkgemeenschap en bezoekt nog af en toe de kerkdiensten samen met zijn vrouw Telmy en hun vijfjarig zoontje Thian. Hian is ook vrijwilliger bij Rock Solid en Solid Friends. Hierbij begeleidt hij het programma op vrijdag- of zondagavond met onze jeugd.


Hian is opgegroeid in Indonesië waarvandaan hij op 17-jarige leeftijd in 1975 met zijn ouders naar Nederland gekomen is.

Hian heeft eerst in de ICT gewerkt en heeft sinds 2012 een acupunctuur- en massagepraktijk aan de Waterhoen in Oostzaan.

 Op een mooie zondagavond kwam Hian bij mij thuis. Hij liep de tuin in en bewonderde het landschap. Op het weiland aan de overkant van de sloot lopen een aantal pinken. Je kijkt uit op de molen, de rand van ’t Twiske en Landsmeer. Hian was stil en stond een tijdje te kijken. Hij noemde het een goede meditatieplek. Door andere ogen zie je de dagelijkse dingen toch weer eens andere betekenis krijgen. Tot in het donker konden we buiten blijven praten.


Op de website van Agapé acupunctuur- en massagepraktijk staat bovenaan in grote letters: “Wie is de baas Thuis? JIJ of jouw pijn?” ‘Als de pijn jouw leven beheerst, ben je er nog niet achter wie jij bent. De pijn roept jou tot de orde. Acupunctuur kan kwalen, die altijd het gevolg zijn van verstoringen in de energiehuishouding van het lichaam, verlichten, minimaliseren of zelfs herstellen. Acupunctuur stimuleert het lichaam om het zelfherstellende vermogen in te zetten. Het gaat uit van het holistische mensbeeld: lichaam, geest en ziel zijn één. Zijn behandelingen kunnen leiden tot ontspanning, genezing, zelfbewustzijn en pijnbestrijding. Hij assisteert bij dat proces, maar de cliënt geneest zichzelf door de energiestromen en het zelf genezende vermogen van het lichaam.
 
Hoe heb je het geloof als kind ervaren?
Hian: “Mijn vader was predikant van een protestantse kerk. De Indonesische kerk is een sociaal gebeuren. Ik was hier in Nederland heel verbaasd dat 5 minuten na het amen de kerk leeg was. Hier in Oostzaan hoort het napraten bij de koffie er inmiddels wel helemaal bij. Wij gaan ook wel naar de Indonesische kerk in Amstelveen. Daar duurt de dienst, net als hier een
uur, maar daarna duurt het sociale gebeuren nog een paar uur voor iedereen weer naar zijn huis gaat. Ik ben jarig op 25 december, net als Jezus (hoewel die datum niet echt zijn verjaardag is, herdenken we die dag wel de geboorte van Jezus).Ieder jaar kwam de gewetensvraag op mijn verjaardag: ‘Hoe ga jij het doen? Ga je leven zoals Jezus of ga je voor jezelf leven?’. Toen ik 6 jaar werd, bad ik tot God om mij te helpen zo schoon mogelijk te leven. In 1998 besloot ik alleen nog maar goede dingen te doen, ook al zou ik daarvoor gemarteld worden. Ik vraag mij af of anderen die op 25 december jarig zijn ook deze vragen aan zichzelf stellen.
Ik ben afgedwaald van de kerk die ik kende en belandde in Nederland bij een sekte. Ik hield mij vast aan beloftes die men daar deed. Ik raakte verdwaald en raakte zwaar overspannen. Langzaam maar zeker leerde ik mijzelf weer kennen en groeide ik ook naar het Boeddhisme toe. Nu kijk ik vanuit een bredere optiek naar het leven en de wereld om mij heen.
In 1994 kwam ik in Oostzaan. Ik vond in de kerk alleen maar theorieën, poëzie en grijze bezoekers. Ik voelde geen binding met de kerk. Door Gerson raakte ik toch weer betrokken bij de kerk. Zo ben ik ook betrokken geraakt bij Rock Solid. Wij zijn nu het huis van mijn ouders in Wormer aan het opknappen en zullen daarheen verhuizen. Ik weet nog niet hoe het dan zal lopen.”
 
Hoe zou je je geloof van nu omschrijven?
Hian: “Geloof moet geen religie worden. Religie is opium voor het volk. Je moet niet proberen geloven onder regeltjes te brengen. God betekent ‘het al’, dat kan je niet beschrijven. Dus ook God en de duivel kan je niet scheiden als God het al is. God was één. Nu is het veelzijdig, het goddelijke expandeert vanuit het één zijn tot in het oneindige. Ik kijk daarbij ook naar Stephen Hawking, de beroemde natuurkundige. Die heeft het vooral over het expanderen van het universum. Uit één is alles voortgekomen. Het universum zit in alles, in de geest en dus in het bewustzijn. Je overtuiging bepaalt jouw werkelijkheid.”
Hian noemt als voorbeeld het verhaal over de zieke vrouw (Marcus 5) die vanuit haar geloof Jezus wil aanraken omdat zij gelooft dat zij dan zal kunnen genezen. Jezus voelt in die hele mensenmassa dat er energie uit hem wegvloeit, dat iemand hem speciaal heeft aangeraakt en hij vraagt wie hem aangeraakt heeft. Hij zegt tegen de vrouw dat niet hij, maar haar geloof haar genezen heeft.
Hian: “Je moet jezelf bedenken waar je nu eigenlijk in gelooft, de goddelijkheid en ik/wij zijn versmolten. God is niet iets ergens buiten je/ons. Je bent baas in eigen geest, hoewel dat moeilijk te handhaven is in deze tijd van massa-overtuiging.”
 
Wat is je motivatie om naar de kerk te gaan?
Hian: “Ik ga naar de kerk heel duidelijk voor het sociale gebeuren. Er zit absoluut geen dwang achter dat ik mijzelf verplicht naar de kerk te gaan. Vandaag waren wij van plan naar de kerk te gaan, maar uiteindelijk zijn we lekker naar het strand gegaan. De preken die ik in de kerk hoor, bevatten vaak geen boodschappen. In ieder geval geen boodschap die mij aanspreekt. Als Gerson preekte, werd ik wel soms getroffen door het verhaal. Laatst was in Oostzaan een jonge dominee (die nog niet klaar was). Zij vroeg onder andere zich af wat vrijheid nu eigenlijk is, dat trof mij en daar heb ik nog een tijd over gedacht. Ik ben een tijd op zoek geweest naar een ‘goeroe’, iemand die een voorbeeld voor mij kon zijn, waar ik achteraan kon lopen. Ik weet nu dat ik het daar niet moet zoeken, ik moet mijzelf aanwakkeren, niet achter een fysiek persoon aanlopen, maar het goddelijke, mijn overtuiging in mijzelf vinden.”
 
Hoe ervaar je de aanwezigheid van God?
Hian: “Ik heb een kind van 5 jaar, hij is nu mijn fysieke goeroe. Ik kan continu luisteren naar hem in zijn hele doen en laten. Hij spreekt mij ook aan op mijn gedrag en dat dwingt mij dan tot nadenken. Bijvoorbeeld ‘papa, je mag niet stout praten’. Ik bid ook veel tot God, hoewel ik vind dat dit nog wel meer zou moeten. Ik bid dan tot iets/God dat buiten mij is, hoewel ik weet dat hij is mij zit. Dit bidden werkt echt voor mij. Ik gebruik het gebed vooral ook om te danken en niet om te bedelen. Als het om bedelen gaat, bid je eigenlijk met een verborgen agenda. Het is voor mij een soort onderhandelen, ik zal niet smeken. Ik zie het als onderhandelen zoals Lot en Abram deden. God is zo groot, het universum is zo groot, ik als persoontje ben bijna niet te zien. Waarom zou God mij dan beter willen maken? Ik vraag dan aan God wat ik kan doen om te zorgen dat het zo kan gaan als ik vraag. God zal van mij niet het onmogelijke vragen.’
Ik vraag Hian wat het verschil is tussen gebed en meditatie.
Hian: “Voor mij is dit eigenlijk hetzelfde. Bedelen spreekt mij niet aan, dan kan je net zo goed aan een boom vragen. Soms is God genadig en geeft hij toch. Ik denk wel eens dat God al weet waar jij mee zit, voordat je het zelf bedacht hebt en voordat je het in je gebed kan noemen. Voordat je ergens om bidt, zou je eigenlijk jezelf 3 vragen kunnen stellen. Is het goed voor jou, is het goed voor je directe omgeving, is het goed voor de rest van de wereld? Een ander die hetzelfde belang heeft, kan ook met je meebidden.”
 
Laat je naar buiten zien dat je gelooft?
Hian: “Nee, in ieder geval niet bewust. Ieder heeft een eigen pad, karma. Je kunt niet een ander op zijn weg wijzen. Ik ben wel een predikantszoon, je merkt dat ik graag praat of preek, maar ik probeer geen mensen te overtuigen. Toen ik in die sekte zat, was het wel belangrijk om ook anderen daarbij te krijgen. Ik heb mijn ideeën zelf ontwikkeld, ook geleid door de jaarlijkse gewetensvraag op mijn verjaardag. Ik heb veel geëxperimenteerd.
 
Wat ervaar je bij situaties als religieuze agressie of onderdrukking van vrouwen en hoe ga je daarmee om?
Hian: “Dat is niet mijn karma, ik houd mij zo schoon mogelijk voor God. Je weet niet wat er echt speelt bij bijvoorbeeld een terrorist. Je weet niet wat voor zielsafspraken hij heeft gemaakt. Er zijn mensen die bewust hebben gekozen voor de duivel, die de duivel als hun goeroe hebben. Er zijn maar een paar machtige families in de wereld die superrijk en supermachtig zijn en de wereldgebeurtenissen beïnvloeden. Ik kijk geen televisie en lees geen kranten. Het enige nieuws dat ik tot mij neem zijn bepaalde sites op het internet die waarheden verkondigen. De media is teveel beïnvloed, laat ons dingen geloven die misschien helemaal niet zo zijn.”
 
We praten nog wat na. Hian is een Indonesiër die bij de Chinese minderheid behoort. Als protestants is hij ook nog een minderheid ten opzichte van de grote groep moslims in Indonesië. Hian en zijn vrouw zijn erg begaan met de Chinese gouverneur Ahok van Jakarta en zijn Javaanse compagnon president Joko Widodo. Deze personen proberen de corruptie uit de maatschappij te halen, treden hier heel hard tegen op. Een groot deel van de bevolking is heel blij met hen, want zij zijn ook direct aanspreekbaar voor de mensen in de stad. Men kan de gouverneur berichtjes sturen met de telefoon en dan wordt daar actie op ondernomen. Er zijn natuurlijk wel genoeg mensen die hen naar het leven staan. Hian bewondert zeer dat deze mannen zich zo inzetten dat zij hun leven eventueel moeten geven voor vrede en gerechtigheid. Na ons gesprek ben ik wat gaan googelen over de Indonesische politiek en het boeddhisme. Zijn gesprek opent toch weer nieuwe gezichtspunten en interesse in zaken waar ik niet direct elke dag over nadenk.
Hian, bedankt voor je openheid in ons gesprek.
Succes met je bedrijf en het verbouwen van het huis en veel geluk met je gezin straks in Wormer.
 
Wietske Wijnja


Wietske Wijnja en Frieda Flens

de Oostzaanse K3 - kerk krant kanjers

Na 50 orgelbanken nauw samengewerkt te hebben met het ijzersterke redactieteam bestaande uit de dames Flens en Wijnja is het toch wel op z’n plaats om deze dames eens in het zonnetje te zetten. En dat doe ik met plezier. Beide dames ken ik al jaren.





















De dame Flens beter bekend bij mij als Frieda, daar heb ik mee op de lagere school gezeten. Doordat zij een paar maanden eerder op aarde kwam als mijn persoontje mocht zij een jaar eerder naar de grote school. Maar doordat de klassen bij elkaar zaten, heb ik mijn lagere schooltijd mogen genieten van de aanwezigheid van Frieda. Als lager schooljochie was ik stapel verliefd op haar, alleen ze was voor mij onbereikbaar. Een hele klas hoger en dan zo’n knappe meid die zag me helemaal toch niet staan. Terwijl mijn hart van liefde brandde als of er drie liter peterolie over gegoten was, had Frieda niets in de gaten. Toen ik een jaar of 18 was hoorde ik dat ze zware verkering had met haar Herman. En in een goed huwelijk mag je niet stoken, hetgeen vermeld staat in ons Holy Book. Trouwens in die periode van mijn leven was mijn gezondheid een grote zorg.
Verschillende periodes mocht ik verkeren (niet in ‘s Heren huis) maar in het ziekenhuis.
Na deze donkere tijd ging voor mij de liefde vanuit Zaandam gloren zij het wel een paar jaar later en in een rustig tempo.
Nee, laat Frieda maar gewoon Frieda Flens heten, want zeg nou eerlijk Frieda Ruig of Jaap Meijer klinkt toch niet voor één meter. En toch als we met elkaar mailen wordt er ondertekend met “je kerkvriendje” dus toch een beetje kerkelijke verkering. En dat is fijn, want Herman en Frieda zijn ons (Agaath en mij) dierbaar geworden.
Met mevrouw Wijnja, bij mij bekend als Wietske, heb ik ook al jaren een band gehad.
Niet dat we verkering hadden of zo nee zij speelde bij het kinderkoor Shalom waar ik de scepter zwaaide zeer verdienstelijk dwarsfluit. En zelfs zo goed dat we nog een LP hebben gemaakt. De ouderen onder u weten nog wel dat een LP de afkorting is voor Langspeel Plaat.
Wietske is na verloop van tijd gestopt met kinderkoor fluiten en onze wegen zijn uit elkaar gegaan. Toch heb ik gehoord dat haar huidige functie behoort tot het leger van longverple(e)ger(ster)s.
En aan deze mensen heb ik naast mijn Heer mijn leven te danken gedurende ruim 13 jaar. Dus Wietske is voor mij een engeltje met een speciale “longfunctie” wel es waar op kerkelijk gebied.
 
Vanwaar deze ontboezemingen?
Wel 50 orgelbanken lang heb ik gebruik mogen maken van hun liefdevolle en vakbekwame inzichten en kerkbladtechnieken. Hierdoor is er een goede en fijne band ontstaan.
En vind ik het nu toch eindelijk tijd om deze dames in volle glorie in het zonnetje te zetten.
Mijn voorstel om een etentje te organiseren werd gelanceerd, maar moeder Frieda vond dat te druk voor de oude Jacob. Hieruit blijkt toch haar liefdevolle moederlijke zorg en slagvaardigheid. Nee, het ging anders.
Na de jubeleumdienst van dominee Nicolai kwamen we tezamen in huize Flens.
Verschillende hapjes en snapjes waren daar aanwezig en mee genomen zodat we tezamen met onze partners van elkaar en het eet- en drinkwerk konden genieten.
Er werd gepraat over het mogelijk te creëren boek van de orgelbanken.
En met wat voor schrijfserie ik zou doorgaan en in wat voor vorm en zo.
Herman zorgde dat het geestrijk vocht van de heilige Josef via een fijn glas door mij genuttigd kon worden. Waar mijn bejaarde lichaam dankbaar gebruik van kon maken ondanks de corrigerende blikken van mijn geliefde Agaath.
Tijdens onze bijeenkomst zijn we er niet toe gekomen om vragen te stellen en de daarbij behorende antwoorden te registreren.
Maar in deze moderne tijd is dat geen probleem.
Je stuurt de vragen per email naar je kerkvriendinnetjes en in hun goedheid mailen ze hun antwoorden terug naar mij zodat ik mijn verslag getrouw en overeenkomstig de waarheid kan voltooien.

Vragen:
1.Wat is er leuk aan het maken van een kerkblad.
Antwoord Frieda: ik heb 20 jaar bij een marktonderzoekbureau gewerkt, de laatste jaren corrigeerde ik rapporten. Toen ik door Corrie en Gerrit Stellema gevraagd werd om hun taak over te nemen ging ik aan de slag om het kerkblad te maken. Destijds werden de losse bladen gestencild door Nico en Reinder. Alles ging nog handmatig. Dat is een heel verschil met de huidige werkwijze.
Maar het is leuk om bezig te zijn met de teksten en het zoeken van eventuele plaatjes. Het corrigeren van de aangeleverde letters en als alles binnen is de teksten in elkaar passen. Je kunt er veel van jezelf in leggen en je hoopt dat je voor de ander iets kunt betekenen door gedichten en liederen op te nemen. Niet iedereen die het kerkblad leest komt in de kerk. En het is erg leuk om het samen met Wietske te maken. Als we een overleg hebben is het altijd vrolijkheid en we begrijpen elkaar enorm goed!
Antwoord Wietske: Een aantal jaar heb ik een kinderpagina ingeleverd bij de familie Stellema als achterpagina voor Kerkbuurten. Toen Frieda ziek werd, had zij hulp nodig. Ik vind het leuk om bezig te zijn met taal. Gelukkig is het goed blijven gaan met Frieda en kan zij nog steeds volop alles doen. Maar samen is wel zo handig en gezellig. Inmiddels heb ik door ervaring ook veel geleerd van het bewerken van teksten en afbeeldingen. Het is iedere keer weer een uitdaging om het blad goed opgemaakt, met een uitnodigende kaft liefst zonder lege bladzijden op tijd naar de drukker te versturen. Ik voel mij vrij zelf teksten, gedichten, afbeeldingen en liederen toe te voegen aan de door ons ontvangen teksten. Het zou wel welkom zijn als meer gemeenteleden iets aanleveren dat zij mooi of inspirerend vinden. Dan kunnen we dat delen met de andere lezers. Frieda en ik verdelen de taken. De ene maand verzorgt de een de samenstelling en opmaak en de ander kijkt voor eventuele correcties en maakt het interview. De andere maand gebeurt dit andersom. Ik ben blij met die correctie, want het is opvallend dat hoe goed je ook kijkt, je altijd wel ergens overheen leest. De momenten dat we samen komen om een aantal artikelen op de website (www.grotekerkoostzaan.nl) te zetten, zijn ook gezellige uurtjes waarin we bij een kopje thee bijkletsen, evalueren en ons hoofd weer breken hoe het nou ook al weer moest om de pagina goed op de site te krijgen.
2.Wat betekent de kerk en kerkwerk voor je.
Antwoord Frieda: de kerk betekent voor mij op dit moment veel, hoewel ik me altijd realiseer dat het mensenwerk is. Er waren ook jaren dat ik me er niet thuis voelde. Het kerkenwerk dat ik doe bestaat voornamelijk uit het maken van Kerkbuurten, wat me veel vreugde geeft. Samen met Herman doe ik ook de ontvangst en het koffieschenken. En als het nodig is kom ik poetsen. En natuurlijk de jaarlijkse versiering van de kerk voor de kerstperiode.
In de 70-er jaren ben ik met onze oudste kinderen en ons Duitse vakantiekind uit Hannover naar het Anne Frankhuis geweest. Vorige week opnieuw, nu met Herman die er alleen jarenlang langsfietste naar zijn werk op het Leidseplein. De tentoonstelling is erg veranderd. Modern en je sjokt met de meute van de ene tekst naar de andere foto. Destijds was je vrij om door het museum te lopen en nog eens te kijken naar de boekenkast en de Delftsblauwe wc, die vond ik bijzonder. De wc is er nog steeds en de boekenkast ook.
Aan het eind van de huidige tentoonstelling zie je in een vitrine het dagboek in de talen waarin het uitgebracht is. Tot mijn schaamte moest ik bekennen dat ik het nog nooit gelezen had.
Tja, je kent de geschiedenis maar als je het leest komt het enorm op je af. De kleine ruimte waarin ze moesten leven en de dreiging, enzovoorts. Ook trof me de situatie van de Joden in Amsterdam en de korte afstand met Oostzaan, heeft men er niets van geweten hier?
Maar waarom vertel ik dit nu? Er staat een bijzonder stuk (wel wat ouderwets qua taal) over godsdienst in het boek, tenminste zoals Anne het ziet:
Mensen die een godsdienst hebben, mogen blij zijn, want het is niet elk gegeven aan bovenaardse dingen te geloven. Het is niet eens nodig bang te zijn voor straffen na de dood; het vagevuur, de hel en de hemel zijn dingen die velen niet aannemen kunnen, maar toch houdt de een of andere godsdienst, welke het is doet niets ter zake, den mens op het goede pad. Het is geen angst voor God, maar de hooghouding van eigen eer en geweten. Hoe mooi en goed zouden alle mensen zijn, als ze elke avond voor het inslapen zich de gebeurtenissen van de hele dag voor ogen riepen en dan precies zouden nagaan wat goed en slecht geweest is in hun eigen optreden. Onwillekeurig probeer je elke dag weer van voren af aan je te verbeteren, allicht dat je dan na verloop van tijd heel wat bereikt. Dit middeltje is voor ieder te gebruiken, het kost niets en is beslist erg nuttig. Want wie het niet weet, moet het leren en ervaren: ‘Een rustig geweten maakt sterk!
Anne Frank
Antwoord Wietske: Wat betekent de kerk is niet in een zin uit te leggen. De kerk bestaat voor mij uit meerdere dingen.
Het is het kerkgebouw midden in Oostzaan, waar al veel familieleden voor ons ook naar toe gingen of er langs kwamen. Dopen, trouwen, begrafenissen, de kerk heeft daar een aandeel in. Het is ook het onderdeel zijn van een gemeente in een dorp. Ik vind het goede ontwikkelingen dat nagedacht wordt hoe de kerk in het dorp meer betekenis kan krijgen en zichtbaar kan zijn. Dan doel ik niet speciaal op het kerkgebouw, maar ook op het gemeentezijn. Ook de samenwerking met het kleine kerkje (het Witte Kerkje) zoals ik het nog altijd noem. Zou ik een goede zaak vinden. We zijn toch met hetzelfde bezig, al voelt een ieder het op zijn eigen manier. Het is ook het eigen gevoel onderdeel te zijn van een wereldwijde kerk. Al eeuwen gaan mensen naar een kerk, denken zij op een bepaalde manier na (of volgen zij een denkwijze zonder verder na te denken) over hun leven en de wijze waarop zij in de wereld staan. Op vakantie, bijvoorbeeld in een andere taal, wordt dat ook weer duidelijk. Wel moeilijk om te zien vind ik dat er mensen zijn die vanuit hun gevoel van geloven vinden dat andere mensen minder/fout zijn in hun ogen en dan vreemde acties gaan ondernemen. Of mensen die het woord geloof/kerk daarbij gebruiken terwijl het hen alleen maar om macht en geld gaat.
De kerkgang zelf staat bij mij in deze fase van mijn leven op een lager pitje. Ik werk ook veel weekenden en dan is het verleidelijk en gemakkelijk om op een zondag waarop het hele gezin vrij is, te blijven liggen of er juist op een andere manier op uit te gaan. Juist ook in de vrije natuur waarin zoveel moois te zien en met elkaar te beleven is, komt het geloven dichtbij.
Het maken van het kerkblad is kerkwerk dat op mijn pad kwam. Prima om zo mijn bijdrage te leveren zolang ik er zelf ook plezier in houd.
3. Zijn er leuke reacties geweest in het verleden over de inhoud van ons kerkblad?
Zo ja noem er een paar.
Antwoord Frieda: we krijgen vaak leuke reacties op het blad. Sinds Kerkbuurten bij Van Wijk wordt gedrukt is de kwaliteit enorm verbeterd. We krijgen ook reacties op de inhoud zoals de Orgelbanken en de interviews met de verschillende kerkmensen, de vrijwilligers of destijds de Buren van de kerk. Niet iedereen waardeert de gedichten en zo, maar dat is aan de redactie om het wel of niet te doen. Wel kreeg ik een keer een boze reactie op een onbedoelde opmerking. Het geschreven woord is zwaarder dan het gesprokene……. Daar moet ik altijd op letten.
En ik heb in de teksten van onze orgelman wel eens stukken verwijderd die er in moesten blijven. Oei, jammer. Voortaan laat ik eerst de tekst aan hem lezen voordat het in Kerkbuurten komt.
De mensen die geïnterviewd zijn krijgen ook veel reacties, dat is leuk om te horen.
Er zijn er die de gedichten bewaren en ook die de kerkbladen een jaar bewaren. Dat vind ik nog steeds erg bijzonder. Maar er zijn ook mensen die wel in de kerk komen maar het kerkblad niet lezen. Dat is dan weer minder leuk…..
Antwoord Wietske: Ik heb wel eens Jaap de Dood op het orgel gezet bij het puzzelen voor het rooster van de kerkdiensten. Dat leverde wel hilariteit op. We krijgen wel eens van een gemeentelid een handgeschreven briefje, soms zelfs met tekening, waarin wij bedankt worden voor het mooie blad. Dat waardeer ik zeer. Mensen spreken ons ook aan dat zij het weer een mooi blad vonden of dat zij zo fijn iets gelezen hadden of steun vonden bij een gedicht. Dat is fijn. Mensen werken meestal graag mee aan de interviews voor het blad. Die open, vaak diepgaande gesprekken die je dan hebt, vind ik heel bijzonder. Na het plaatsen van zo’n interview worden we vaak bedankt dat we het verhaal zo integer hebben verwoord en dat de geïnterviewde zulke leuke reacties had gehad van lezers. We sturen soms wel eens een blad digitaal op als iemand langere tijd met vakantie is, dat wordt ook zeer gewaardeerd.
U ziet waarde lezers met wat voor een geweldig stel redactiedames onze gemeente is gezegend.
Het is daarom goed om van af deze plaats deze twee kanjers hartelijk te danken voor hun werk en inspanning.
Frieda en Wietske hartelijk dank voor alles wat jullie tot nog toe hebben gepresteerd.
Met de hoop en wens dat we nog lang van jullies werk mogen genieten en dat jullie dat in goede gezondheid zult kunnen doen omhels ik jullie schriftelijk namens de gemeente met twee smakkers in Times New Roman 12 zoals voorschrift.
Jullie kerkvriendje,

Jaap Ruig


Jaap Ruig

Afgelopen maand kon u in deze rubriek een interview lezen met dominee Gerson Gilhuis. Omdat hij in juni afscheid nam als voorganger van onze gemeente, had Frieda hem vragen gesteld over zijn periode in Oostzaan en zijn beweegredenen om een andere baan te zoeken.
Deze maand ook een bijzondere aanleiding voor het interview. Jaap Ruig is één van onze trouwste leveranciers van kopij voor het kerkblad. In deze Kerkbuurten kunt u de vijftigste ‘Orgelbank’ lezen. Al jarenlang stuurt Jaap iedere maand een verhaal in uit zijn jarenlange ervaringen als ‘orgelman’ in diverse kerken in diverse plaatsen. Daarnaast zijn wij door de ‘Orgelbanken’ ook wel wat over zijn privéleven te weten gekomen. Er was een orgelbank waarbij alle foto’s van kleinkinderen inclusief een toen nog leeg lijstje, voor het kleinkind dat op dat moment onderweg was, op het orgel opgesteld stonden. In Orgelbank 49 vertelt hij hoe hij in contact kwam met Agaath, een toen 16-jarig meisje op het strand, nu de vrouw met wie hij al 43 jaar getrouwd is.
 
Op een zaterdagmiddag rijd ik naar Wormerland. Jaap en Agaath wonen sinds 5 jaar in een mooi appartement midden in het centrum van Wormer. Ik word hartelijk welkom geheten door het echtpaar Ruig.
Ze hebben een drukke week achter de rug. Ze zijn met hun zus en zwager (broer en schoonzus, red.) 2 dagen op stap geweest naar paleis het Loo en een hotel in Arnhem. Daarna was afgelopen vrijdag het huwelijk van Klaas en Bets de Waaijer-van ’t Padje. Jaap moest spelen en vond het een eer weer te mogen samenwerken met onze oude predikant. Naast het spelen waren ze ook de hele dag  gasten op het trouwfeest.
Nu vandaag bij een kop thee met appeltaart met slagroom tijd voor de interviewvragen.
 
Hoe heb je het geloof als kind ervaren?
Jaap: ‘Het hoorde er altijd bij als kind. Mijn vader speelde op het orgel in de Kapel. Ik ging dan met hem mee naar boven op zondag. Ik kreeg zelf ook orgelles van verschillende leraren. Het geloof was een vast begrip thuis. Ik ben grootgebracht met naar de kerk gaan. De zondagsschool en de catechisatie hoorden erbij. Ik ben geboren in Tuindorp-Oostzaan en woonde later met mijn ouders, 2 zussen en mijn broer in de verbouwde boerderij aan het Zuideinde in Oostzaan. Het huis was al 5 generaties in onze familie.’
 
 Hoe zou je je geloof nu omschrijven?
Jaap: ’Toen ik 18 jaar was, ben ik flink ziek geweest. Dat was een tijd van nadenken. Toen kreeg ik geloofsvragen op een presenteerblaadje. Door ziek en zeer leer je relativeren. Ik kan mijn geloofsbeleving verpakken in muziek. Ik ben een medewerker in de eredienst ter ere van de grootse en heilige God. Ik ben de laatste tijd ook veel geconfronteerd met ziekzijn. Ik ben een man van de dag. Ik probeer mij over te geven, maar dat lukt niet altijd. Ik houd het vertrouwen dat het allemaal goed komt. ‘Zolang ik er ben, ben ik er’. Die kracht krijg ik. Ik probeer God de leiding te geven over mijn leven, mede door de verbondenheid met de gemeente door de kerkgang.
 

Wat is je belangrijkste motivatie om naar de kerk te gaan?
Jaap: ‘Als eerste ben ik natuurlijk met mijn orgelspel een medewerker tijdens de dienst. Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat de kerkdienst nodig is om de gemeenschap te beleven, om jezelf sterker te maken. Het is manier van samen beleven van God rondom het woord. Geestelijk geeft een kerkdienst nieuwe energie, nodig om de week door te komen. Een auto heeft ook benzine nodig. God staat zondag bij de deur om je welkom te heten. Ik mag wel ook snipperdagen hebben, dat is niet erg.’
 
 Is het voor anderen zichtbaar dat je gelooft?
Jaap: ‘Ik hoop dat het zichtbaar, merkbaar is voor anderen. Ik wil het geloof voorleven, er zijn voor mensen. Gezien de reacties is het wel zichtbaar, al dring ik het zeker niet op. Ook tijdens bijvoorbeeld een ziekenhuisopname bid ik voor het eten. Ja, dat ziet men. Soms krijg je dan stoere reacties van mensen die zeggen dat zij niets met het geloof te maken hebben. Zo iemand vroeg dan later wel aan mij of ik voor hem wilde bidden. Je voelt ook bij elkaar als iets ernstig is. Ik ben dan niet bang, dat is niet mijn eigen verdienste. In de supermarkt vraag ik soms klein wisselgeld en zeg erbij dat ik euro’s voor de kerk nodig heb. Als ik aan iemand vraag (ook al weet ik niet of die naar een kerk gaat) of die persoon zondag nog naar de kerk geweest is, is dat vaak de opening voor een gesprek.’
Agaath: ‘Een sterke kracht van Jaap is dat hij kan luisteren. Hij heeft bijvoorbeeld aandacht voor de verpleegkundige als mens. Hij vraagt door. Een volgende keer kan hij daar dan weer op terug komen. Dat is bijzonder, dat hij dat dan nog weet. Op deze manier laat hij zien dat hij de verpleegkundige als mens ziet, niet alleen maar als handen om zorg te leveren.’
 
Ervaar je de aanwezigheid van God in je leven?
Jaap: ‘Ik ben mij bewust dat ik heel veel heb mogen doen. Ik zeg expres ‘heb mogen doen’ in plaats van dat ik veel dingen gedaan heb. Ik ben rijk, gezien mijn vele ervaringen en mijn 4 kinderen, 8 kleinkinderen en natuurlijk het al meer dan 40 jaar samen zijn met Agaath. Daar zijn wij heel dankbaar voor en kunnen wij ook echt God voor danken. Ik ben heel ziek geweest en wist niet of ik mijn 40-jarig huwelijk zou halen. Dat ik daar dan toch stond met mijn jongste kleinkind in mijn armen, stemt mij ook heel dankbaar. Ik heb heel veel koren geleid, mensen orgelles gegeven, liederen geschreven, musicals voor een kinderkoor gemaakt. Soms kom ik iemand tegen die ik niet ken, maar die mij herkent als ‘ome Jaap van het kinderkoor’. Agaath heeft alle cassettebandjes met optredens gedigitaliseerd. Ik heb nog wel plannen om een cd te maken van de mooiste nummers. Achteraf kan je alles beschouwen: dan ben ik dankbaar en rijk.’

Jaap is na diverse verhuizingen nu in Wormer aangeland. Hij begon zoals gezegd, in Tuindorp, toen het Zuideinde. Met Agaath samen is hij na een korte periode in een verbouwde stal in Zaandam in de Soeteboomstraat begonnen, daarna Landsmeer, Oostzaan, Purmerend en nu dus Wormer. Jaap is er duidelijk over dat dit zijn laatste station zal zijn, tenminste als hij zijn ‘laatste plekje in Oostzaan’ dan nog niet meerekent. Tijdens ons gesprek kwamen zijn medische problemen regelmatig even aan de orde, maar het nam niet de overhand. Er kwam een blad over gezondheid en welzijn in Purmerend boven tafel. Jaap staat hierin als ‘stamgast van het Waterlandziekenhuis’. Jaap heeft plezier in het leven, is blij dat hij nog kan orgelspelen en heeft alweer ideeën als opvolging van de 50 ‘orgelbanken’. Door al de verschillende kerken waar hij orgel gespeeld heeft, hebben hij en zijn gezin over de kerkmuren heen leren kijken. Doordat hij een keer problemen had bij het orgelspelen, is Agaath nu altijd bij hem in de buurt als hij speelt. Het is gezellig, maar zij moet zich niet teveel met hem bemoeien tijdens het spel. Hij moet zich kunnen concentren.
 
Jaap en Agaath, bedankt voor jullie openheid en gastvrijheid.
Jaap, bedankt voor je 50 orgelbanken. Ik ben benieuwd wat je nu gaat schrijven.
Wie weet, komt er nog wel eens een boekje uit met al die orgelbanken.
Ik eindig zoals Jaap zijn orgelbanken eindigt, met een hartelijke groet.
Wietske WijnjaAfgelopen maand kon u in deze rubriek een interview lezen met dominee Gerson Gilhuis. Omdat hij in juni afscheid nam als voorganger van onze gemeente, had Frieda hem vragen gesteld over zijn periode in Oostzaan en zijn beweegredenen om een andere baan te zoeken.
Deze maand ook een bijzondere aanleiding voor het interview. Jaap Ruig is één van onze trouwste leveranciers van kopij voor het kerkblad. In deze Kerkbuurten kunt u de vijftigste ‘Orgelbank’ lezen. Al jarenlang stuurt Jaap iedere maand een verhaal in uit zijn jarenlange ervaringen als ‘orgelman’ in diverse kerken in diverse plaatsen. Daarnaast zijn wij door de ‘Orgelbanken’ ook wel wat over zijn privéleven te weten gekomen. Er was een orgelbank waarbij alle foto’s van kleinkinderen inclusief een toen nog leeg lijstje, voor het kleinkind dat op dat moment onderweg was, op het orgel opgesteld stonden. In Orgelbank 49 vertelt hij hoe hij in contact kwam met Agaath, een toen 16-jarig meisje op het strand, nu de vrouw met wie hij al 43 jaar getrouwd is.

Wietske Wijnja




Gerson Gilhuis - afscheid

Afscheid

Toen de eerste schrik voorbij was van het bericht dat Gerson een andere baan gevonden had, dacht ik gelijk: ik vraag hem voor een interview in Kerkbuurten.Jammer is het, maar wel begrijpelijk. Een jonge man op zoek naar een andere invulling in zijn leven.
Als predikanten besluiten om iets anders te gaan doen, of een andere gemeente of zoals in het geval van Gerson: een baan in het werkveld van de psychiatrie/drugshulpverlening, dan is de eerste vraag waarom? Vindt hij het hier niet leuk meer, wat drijft hem om typisch deze baan te kiezen?
Uit gesprekken met andere kerkgangers merkte ik dat er vragen zijn over het vertrek van Gerson. Waarom gaat hij weg, en ook waarom niet meer als predikant aan het werk? Het antwoord van Gerson op mijn vraag om een interview was: ‘leuk, wanneer kom je?’
We gaan een open en eerlijk gesprek in. Als redactielid van Kerkbuurten hebben we veel contact gehad. Altijd heel plezierig, al was er wel eens gemopper omdat Gerson vrij laat was met het insturen van zijn kopij. Maar het kwam altijd weer goed!
 

Op 19 mei word ik hartelijk ontvangen door Gerson en Annigje, er is koffie met een stroopwafel en Gerson steekt een kaarsje aan. We gaan naar de studeerkamer en ik ga de door Wietske en mij verzamelde vragen stellen.

 Je hebt je vertrek vrij plotseling bekendgemaakt, wat bracht je er toe?
Gerson: ‘ik kom uit een predikantengezin, mijn grootvader en vader waren predikant. Het zit als het ware in mijn DNA. En ik ben geboren in het veld van de zending, in Brazilië. Ik heb eigenlijk twee thuishavens, de kerk en de wereld buiten de kerk.
Het zijn die twee polen die trekken. Ik heb voordat ik predikant in Oostzaan werd, 10 jaar in Amsterdam gewerkt in het drugspastoraat. Toen wilde ik weten of ik de tweede poot, die in de kerk, ook iets voor me zou zijn. Het was voor mij een uitdaging om hier in Oostzaan in de kerk aan de slag te gaan. Met als speerpunten: de gemeenschap, het jeugdwerk en de verbindingen met dorpssamenleving.
Ik ben trots dat een aantal dingen voor een goed deel gelukt is, of ze zijn min of meer gelukt.
Tegelijkertijd had ik het gevoel dat ik werkend in de kerk een beetje op een eiland zat en er zelf niet helemaal aan de samenleving deelnam zoals anderen dat doen.  Hoewel dat ook persoonlijk kan zijn. Na vijf jaar kreeg ik weer kriebels om te kijken of ik meer geworteld in de samenleving met mijn talent als ‘zingever’ kon gaan werken. In een meer ‘normale’ baan. Dat is een predikantsbaan niet. Als predikant ben je een vrije jongen die voor een groot deel zelf bepaalt wat ‘ie wil doen. Maar aan de andere kant ben je op deze post toch ook een beetje een ‘eenpitter.’
Nu ga ik werken in een meer gestructureerde omgeving met collega’s van verschillende disciplines die de zorg over dezelfde doelgroep delen: de maatschappelijk werkers, de psychiaters, de verpleegkundigen, de activiteitenbegeleiders, etc.  In dit verband draag ik mijn steentje bij vanuit mijn vakgebied. Ik moet bijvoorbeeld elke morgen om 8.45 uur bij het multidisciplinair overleg aanwezig zijn. Het werkt betreft mensen met een psychiatrische en verslavingsachtergrond.
Die vorm van samenwerking is voor mij nieuw. Ik zie het als een uitdaging, ben erg benieuwd hoe het is om met collega’s te werken.

Met hoeveel collega’s krijg je nu te maken?
Gerson: ‘de organisatie is Arkin, een grote organisatie waarvan het hoofdkantoor gevestigd is aan de Klaprozenweg in Amsterdam Noord. Er werken 3.300 mensen.’
(Arkin is een overkoepelende stichting die tien merken omvat: Jellinek, PuntP, Novarum, NPI, Mentrum, Roads, Inforsa, Sinai, Arkin BasisGGz en de Spoedeisende Psychiatrie Amsterdam.
Elk merk heeft zijn eigen specialisme(n). Hierdoor kunnen mensen bij Arkin terecht voor al hun behandelingen op het gebied van geestelijke gezondheidszorg. Red.)
 
Op de website van Arkin kunt u desgewenst meer lezen over het toekomstige werk van Gerson.
 
Gerson: ‘Er werken zeven geestelijk verzorgers uit verschillende richtingen, Rooms- Katholiek, de Islam, het Humanisme en vanuit de Protestantse Kerk. Ik zal van die groep deel gaan uitmaken. Ook met hen zal ik geregeld samenwerken en overleg voeren.
Het lijkt me leuk. Samenwerken met mensen/collega’s die in dezelfde positie zitten. En dat ik dagelijks mijn vaardigheden, vanuit mijn inspiratie door het christelijke verhaal kan inbrengen en verbindingen kan maken samen met collega’s en cliënten.
Als geestelijk verzorger ben je bezig met ‘verbinden’ in de breedste zin van het woord. Je helpt mensen om verbinding te leggen met hun eigen levensverhaal, hoe verhoudt het zich tot je eigen pijn, of tot het ‘hogere’. Maar we helpen mensen ook met hun verbinding met anderen: hun familie, de samenleving. Dat is een erg actueel thema binnen de zorg: Hoe kun je mensen laten integreren in de samenleving? Bij Arkin wordt gewerkt in verschillende instituten en ook werken er teams in de wijk.’ Omdat ik vanuit een behandelsetting werk is de armslag die ik daar krijg iets groter dan bij het drugspastoraat. Daar duurde het soms jaren voordat hulpverleners en gebruikers wisten wie je was en je in vertrouwen namen.
 
Het is heel jammer dat Gerson weggaat, maar als je op de predikantsborden in de kerk kijkt is te zien dat de meest predikanten zo’n 5 à 6 jaar in een gemeente blijven.
En het kan snel gaan. Als je solliciteert naar een andere kerkelijke gemeente duurt de procedure wat langer. Maar omdat Gerson naar een andere instelling gaat, ging het sneller dan gedacht. Hij snapt dat het voor de gemeente wat te snel gaat. Ook voor hem gaat het te snel.
Gerson: ‘ik heb het erg naar mijn zin gehad in de kerk in Oostzaan. Wanneer je een andere baan krijgt, wilt dat niet zeggen dat je het niet naar je zin hebt of de mensen niet aardig vindt. Het is een persoonlijke keuze. Ik ben nu nog een jonge man van 45 jaar, nu heb ik de kans om het andere spoor in mijn leven weer te volgen.’
 
Wat waren je hoogtepunten in de periode in Oostzaan?
Gerson: ‘ik heb erg genoten van het werken met de kinderen, zoals de speurtochten in het Twiske. Het samenwerken en opstarten van Rock Solid, de kinderdiensten, dat was erg leuk om te doen.’
Ook de voorbereidingsavonden waren goed, met de groep samen een preek voorbereiden. Eigenlijk alle bijzondere diensten, zoals Agape, met gasten zoals de Straatklinkers, het daklozenorkest, de samenwerking met Crescendo, het Opstaporkest, de Cantorij, het kinderkoor, Osanna en met de organisten.’
 
De sterke punten van Gerson vind ik zijn inzet voor de kinderen, de vrolijke kinderdiensten die ook voor de kinderen een feest waren. De uitvaarten waarin hij voorging. Zijn persoonlijke aanpak gaf veel troost aan de achterblijvers maar ook aan de mensen die de uitvaart bijwoonden als familie of bekenden. Ik voelde me altijd getroost omdat hij ook noemde dat je daar mocht huilen om eerder verdriet in je leven. Warm en bewogen met alle mensen. Dat gunnen we de cliënten van Arkin, maar toch……
 
Je zoekt het spanningsveld tussen zingeving en maatschappij
Gerson: ‘ik heb een keuze gemaakt, breed, tussen de twee polen die ik eerder noemde. De lijn na mijn grootvader en vader, en de maatschappij. Daarin ligt ook mijn kracht en mijn belangstelling. En in dat spanningsveld wil ik met mensen omgaan hun leven delen en zoveel mogelijk situaties meemaken in mijn leven. Maar, het is niet ondenkbaar dat ik later weer naar een gemeente toe ga.’
 
Waar beleefde je het meeste plezier aan?
Gerson: ‘aan het werken met de kinderen en Rock Solid. Dat zal ik toch missen Bij Rock Solid ben ik nog wel betrokken als vrijwilliger.
De komende tijd wordt een lastige tijd. Ik ben er niet, maar je ziet me wel. We moeten elkaar loslaten. Natuurlijk speelt een predikant een grote rol maar de gemeente heeft het ook gerealiseerd. Alles wat gedaan is: de gemeente heeft het in zich. Er liggen ervaringen, je kunt ook zeggen: wat willen en kunnen we daarvan voortzetten?’
 
En waar kun je trots op zijn?
Gerson: ‘bijzonder vond ik de contacten met het dorp, met de school, het organiseren van de tentoonstelling ‘In de voetsporen Jacob’, samen met SOK en de Stichting Jacob van Oostsanen. Twee keer de Passion, eerst samen met Ton van Ingen en Jack Woestenberg en later met de kinderen van de Korenaar. De openstelling van de kerk op vrijdag. De gasten van het daklozenkoor de Straatklinkers in de dienst was ook een vrolijke boel.’
 
Iedereen vindt het jammer dat je weggaat
Gerson: ‘voor een deel vind ik het ook jammer, gaat het mij aan het hart, want ik heb hier veel gegeven en veel gekregen. Tegelijk wil ik mezelf blijven ontwikkelen, in beweging blijven.
Er waren ook minder leuke dingen. Niet alles is goed gegaan. We hebben ook moeilijkheden gehad, die zeer zwaar insneden. De pijn die dat bij verschillende betrokkenen veroorzaakt heeft blijft. Tot mijn spijt moet ik constateren dat we dat niet op een bevredigende manier konden afwikkelen. Dat had ik graag anders gezien.
 
Nu op weg naar een nieuwe baan, hoe kijkt je gezin er tegenaan?
Gerson: ‘de kinderen zijn blij dat we hier kunnen blijven wonen. En Annigje blijft voorlopig nog helpen bij de kinderkerk.’
 
Hoe gaat het nu verder? Ben je nog predikant of hoe gaat zoiets?
Gerson: ‘ik ben nu op mijn eigen verzoek ontheven van mijn werkzaamheden door de Classis. Ik blijf dominee, ik kan ook beroepen worden als predikant met een bijzondere opdracht, mijn titel is predikant. Ik mag de sacramenten bedienen.
Heel erg leuk is dat ik nog twee bijzondere diensten  in Oostzaan mag beleven, de doop van Luuk op 29 mei en het huwelijk van Bets en Klaas op 17 juni.
Ik hoop voor Oostzaan dat de kerkelijke gemeente de Spirit weet te behouden!’
 
Lieve Gerson, we wensen je heel veel geluk en succes en plezier in je nieuwe baan! We zullen je betrokkenheid en je hartelijkheid gaan missen. Ook namens Wietske,

Frieda Flens-Meijer

 

Simon Rieuwers

In de vorige Kerkbuurten kon u een mooi sprookje lezen in deze rubriek. Het sprookje dat begon met ‘er was eens......’ en eindigde met de woorden waar ieder sprookje mee eindigt ‘en ze leefden nog lang en gelukkig!’.
 
Ook deze maand een andere invulling van het interview. Deze maand kwamen de geloofsvragen zijdelings aan de orde. Op verzoek was ik bij Simon Rieuwers aan de Rietschoot. Een mooi stukje Oostzaan aan het water tussen Rietschoot en Dahliasingel.  

Simon en Alie wonen hier vanaf 1969 als eerste bewoners van de pas opgeleverde wijk. Zij werden dan ook vaak als vraagbaak gebruikt door nieuwe buren. Hiervoor hadden zij vijf jaar in de Poelenburg in Zaandam gewoond. Dat was wel flink wennen vanuit Den Helder. Weg van al het bekende, van de vrienden en natuurlijk ook van de familie en de zee. Simon werkte jaren als machinebankwerker in Den Helder. Op een bepaald moment verkoos hij het leraarschap en zo kwam hij als leraar machinebankwerken op een school in Zaandam te werken.
 
Fotograferen
Simon had als jong volwassene al fotograferen als hobby. Hij had in die tijd een vriend met een eigen doka. In het begin bleef het bij foto’s van de kinderen en van vakanties.
Op een bepaald moment vroeg een collega van de school aan Simon of hij niet bij fotoclub Spectrum in Zaandam wilde komen. Hij is nu het oudste lid.
Simon: ‘Bij de fotoclub worden de foto’s van de leden kritisch bekeken en er wordt gefundeerd commentaar geleverd. Op die manier ging ik steeds beter leren fotograferen, je werkt tegen elkaar op in een onderlinge competitie. Hierdoor kon ik steeds meer een eigen stijl ontwikkelen. Als lid van de Zaanse fotoclub ben ik automatisch lid van de Nederlandse Fotobond van Amateurfotografen. Hierdoor kan ik meedoen aan nationale en internationale wedstrijden. In dit huis aan de Rietschoot had ik ook mijn eigen donkere kamer, ik ontwikkelde zelf mijn foto’s. Toen het digitaal fotograferen opkwam, ben ik hier snel mee begonnen vanaf 2004. Ik vind het prachtig dat je direct je foto’s bekijken kunt. Vroeger ben ik wel van vakanties teruggekomen met 40 rolletjes met dia’s. Je wist nooit of er goede tussen zaten. Naast het direct kunnen bekijken van de foto’s heeft het digitaal fotograferen ook als groot voordeel dat je de foto’s kan bewerken. Zo heb ik een aantal series gemaakt van hetzelfde object, maar dan gespeeld met kleuren, filters en dergelijke. Het mooie van fotograferen is dat je zelf iets kan creëren. Als je iets moois ziet, kan je een foto maken van het geheel of van een deel van dat moois.’
 
Wonen in het dorp Oostzaan
Simon en ook zijn vrouw Alie hebben hun sporen verdiend in het Oostzaanse gemeenschapsleven. Beiden hebben een Gouden Greep verdiend met hun bezigheden. Simon is lang gemeenteraadslid geweest voor de Partij van de Arbeid, bestuurslid van de Lishof, van de trimclub voor hartpatiënten, Amnesty International, gemeenschappelijke organisatie van alle raadsleden toendertijd voor ontwikkelingshulp en zo vergeet ik vast nog dingen te noemen die ook in dit rijtje horen. Als machinebankwerker maakte hij soms weken van 48 uur. Hij vond dat hij met een middag vrij als leraar tijd over had die hij nuttig zou kunnen besteden, zo is hij in de politiek gerold. Hij heeft veel prettige herinneringen aan die tijd in de politiek. De PvdA had toen samengewerkt met verschillende partijen. Uit de samenwerking met het CDA staat hem het wederzijds respect helder voor de geest.
 
Foto-exposities
Simon is aangesloten bij de SOK, de Stichting Oostzaanse Kunstenaars. Deze hebben jaarlijks atelierroutes waarbij Oostzaners bij de kunstenaars thuis of op locatie naar hun werken kunnen komen kijken en in gesprek kunnen komen met de makers. De SOK heeft ook regelmatig een tentoonstelling in de Kunstgreep. Hier hebben de fotos van Simon dan ook gehangen. Ook in de Oostergouw, Guisveld, de Lishof en in bibliotheken in de omgeving heeft hij exposities gehad. Dit zijn plaatsen waar veel mensen komen en er dus veel publiek is voor de foto’s. Nu hangen ook nog foto’s in de Lishof.
Simon: ‘als fotograaf heb je toch iets exhibitionistisch. Je wilt graag iets laten zien aan anderen. Ik heb nu zoveel fotos, keus genoeg voor een tentoonstelling. Spannend vind ik het als mensen niet direct zien wat iets is. Zij vragen zich af, wat het eigenlijk is en als zij het dan weten, volgt soms de opmerking of dat alles is. Het drukken op het knopje van de camera is niet moeilijk, het is het bedenken, met het idee voor een foto ben ik het langste bezig.’
 
Foto’s in het Bartel Jacobsz Centrum
Sinds een aantal weken is een selectie van de foto’s van Simon te bewonderen in het BJC. De vraag is hoe hij bij het BJC gekomen is.
Simon: ‘Ik raakte in de sporthal bij het kijken van een volleybalwedstrijd in gesprek over mijn foto’s met Ans van Tol. Ik gaf aan dat veel van mijn foto’s thuis op stapels liggen en zo door niemand bekeken kunnen worden. Zij gaf aan dat misschien het BJC een optie was en voor ik het wist kreeg ik thuis bezoek van mensen van de kerk. Die mensen kende ik allemaal van andere activiteiten die ik ook met hen samen heb gehad in Oostzaan. Je vraagt mij of ik voor de Lishof een andere selectie maak dan voor het BJC. Ik heb hen de vrije keuze gelaten. Een grote stapel lag klaar om een expositie uit samen te stellen. Vroeger gaf ik wel eens een foto weg, dan bepaalde ik welke foto de ontvanger kreeg. Nu laat ik meestal kiezen, dan is de uitzoekende partij blij en ik als maker ook. Al mijn foto’s hebben een passe-partout. Voor de expositie in het BJC zijn de foto’s in lijsten geplaatst. Ik heb mij ook niet bemoeid met welke foto waar kwam te hangen. Het is een mooie samenstelling geworden, al is de lichtval niet altijd even goed, soms is er sprake van tegenlicht. Bij sommige foto’s moet je dichtbij gaan staan om te zien wat het voorstelt. Ik heb al aangekondigd dat als men de foto’s zat is, men weer langs kan komen om ze om te wisselen. Ik heb er genoeg.
 
Toch nog even wat vragen over het geloof, ben je in je leven hiermee in aanraking geweest?
Simon: ‘Mijn moeder kwam uit een katholiek gezin. Haar ouders, mijn grootouders dus waren katholiek, dus daar kreeg ik wel wat van mee. Mijn moeder stond er neutraal in. Tijdens de 5 jaren van de oorlog ben ik geëvacueerd geweest in een Rooms-Katholiek dorp, daar had ik katholieke vriendjes. Er was daar een verschil in de kinderen in naar welke school ze gingen, de katholieke school of de openbare. Er waren ook christelijke kinderen die helemaal met paard en wagen gingen omdat dat de christelijke school verder weg was. Toen ik jong was, was het allemaal veel meer gepolariseerd. Wij hebben vijf jaar in een flat in Poelenburg gewoond. Naast ons woonde een protestants gezin en daarnaast een katholiek gezin. Onze kinderen gingen naar de openbare school. Op straat speelden zij allemaal met elkaar. Welke keuze een ieder maakt, verdient respect, onafhankelijk van die keuze. Ik heb als leraar toch geleerd anders tegen mensen aan te kijken. Ik moest wel accepteren dat mensen verschillend zijn, anders kon ik het niet volhouden met een klas vol met jongens (en een enkel meisje).’
 
Heb je iets met de kerk?
Simon: ‘Het maakt mij niet uit, klinkt onverschillig. Ik heb geen binding met de kerk. Ik heb niets met de kerk, maar ook niets tegen de kerk. Een aantal jaar geleden heb ik het interieur van de kerk gefotografeerd. Hier zijn toen ansichtskaarten en kalenders van gemaakt ten behoeve van de restauratie van de kerk.’
 
Wat ervaar je bij situaties als religieuze agressie of onderdrukking van vrouwen en hoe ga je daarmee om?
Simon: ‘Ik zei het al eerder: wederzijds respect zou heel belangrijk moeten zijn in onze maatschappij. Welke vorm van religieuze agressie of onderdrukking is negatief. Dat gaat veel te ver. Ik zou een ander woord willen gebruiken: het gaat om de verhouding tussen verschillende opvattingen, gelijkwaardigheid komt dan bij mij boven. In de eerste Turkse film die ik zag, liep de vrouw 3 meter achter de man. Dat zou dan cultuur zijn, ik vond het absurd.
Er zijn ook voorbeelden in onze eigen cultuur. In de PvdA had je bijvoorbeeld de Rooie Vrouwen, zij zetten zich in voor gelijkwaardigheid. In het begin was er in Zaandam binnen de Rooie Vrouwen een christelijke, een katholieke en een humanistische groep. Dat is gelukkig opgeheven, omdat die verschillen achterhaald waren.’
 ‘Vroeger was de PvdA de partij van de dominees en de onderwijzers. Daar kan je je nu als partij niet meer op voor laten staan. Je moet opvallen. Samson was een voorduwer binnen Greenpeace en kon op die manier binnen komen.
Op plaatselijk niveau was het belangrijk dat je een bepaalde wijk of buurt niet oversloeg bij het vinden van raadsleden of overige actieve leden. We hadden veel leden die pioniers van buiten waren, maar we konden en mochten de lokale bevolking niet laten ondersneeuwen. Ik heb bijvoorbeeld flink moeite moeten doen om ook iemand uit de Haal bij de partij te krijgen.’
 
Maak je nu ook nog nieuwe foto’s?
Simon: ‘ik doe niet zo veel meer mee aan het maken van een foto in opdracht. Ik bedenk liever mijn eigen thema’s. Ik heb hier boven een werkkamer waar ik graag zit om mijn foto’s te bewerken. Ik heb daar zelf een printer staan en print al mijn foto’s zelf uit, meestal op groot formaat. Mijn eerstgemaakte geslaagde foto’s geef ik nog niet weg, die hebben nog een bijzondere positie. Ook de foto’s van de modellen die ik gemaakt heb, geef ik niet willekeurig weg, daar zit toch privacy aan vast. Op zolder heb ik nog mijn studio met diverse lampen en accessoires om portretten te maken van modellen, ook ga ik met modellen op stap. Een voorbeeld hiervan is de NDSM-werf. Hier zijn volop onverwacht mooi plekjes te vinden. Ik vraag een model ook altijd om iets bijzonders van zichzelf mee te nemen en iets aan te trekken dat zij graag draagt. Ik probeer er ook altijd achter te komen wat iemand zelf wil. Er moeten veel foto’s gemaakt worden voor die ene perfecte. Vorige zomer ben ik nog weer, met een groepje fotografen uit het land naar Kootwijkerzand geweest. Hier wordt dan ook een groep modellen uitgenodigd en kunnen er mooie foto’s gemaakt worden. Hier zijn mooie zandverstuivingen te zien.
Nu is het wat in het slop geraakt door operaties en door de periode van revalidatie.’
  
Tenslotte
Simon heeft een eigen website https://simon8.home.xs4all.nl. Hier zie je de verschillende soorten foto’s: portretten op locatie en in de studio, table top (stillevens), landschappen en experimenteel. Na ons gesprek nam Simon mij mee naar zijn werkkamer en liet daar een groot schala aan foto’s zien. Mappen vol staan in de kasten en stapels met grote foto’s liggen op de planken. Op het bureau lag ook een stapel. Tot mijn verrassing mocht ik daar een foto uit uitkiezen om zelf mee te nemen. Dat was een moeilijke opgave. Kies ik dan voor een landschap wat ik herken, iets uit de natuur, iets creatiefs? Uiteindelijk heb ik een voor mij goede keuze gemaakt en kreeg ik er nog één bij. De foto’s  krijgen een mooi plekje in mijn huis. Simon vertelde dat op de club ook wel eens gesproken werd om selfies te gaan maken, maar dat was er nog niet van gekomen. Voor het opleuken van dit interview heb ik dan maar een foto van Simon gemaakt die ook voor selfie zou kunnen doorgaan. De fotograaf himself was zowaar tevreden over de foto. Simon:’ik had het zelf niet beter kunnen doen.’ Met dat compliment en twee mooie foto’s ging ik weer naar huis.
Alie, bedankt voor het kopje thee en Simon bedankt dat je wilde meewerken aan dit interview. Ik hoop dat nog veel mensen kunnen genieten van de mooie foto’s die je gemaakt hebt en dat je zelf nog in de gelegenheid zult zijn om je creatieve ideeën om te zetten in nieuwe foto’s.

Wietske Wijnja



Bets van ’t Padje en Klaas de Waayer

Er was eens……
Sprookjes beginnen altijd met deze zin, er was eens……
Ook in onze gemeente is iets te vertellen over een sprookjespaar dat op 17 juni aanstaande in het huwelijk treedt. Voor dit interview ga ik bij hen op bezoek.
De zon schijnt uitbundig als ik op de fiets naar Bets en Klaas rijd, maar er staat een gemene koude wind. Ach, het is nog maar maart.
Ik word vrolijk verwelkomd door Klaas, het zijn drukke tijden voor ze. Gisteren kregen ze dominee Gerson Gilhuis op bezoek om alvast een en ander door te spreken voor de grote dag!
Gerson zal het huwelijk inzegenen, het eerste voor hem in Oostzaan.
 
De bruid:
Bets van ’t Padje, geboren in Oostzaan, tot vier jaar geleden woonde ze op Kerkstraat 219.
Eerst samen met haar ouders, drie broers en een zus. De laatste anderhalf jaar woonde ze daar alleen. In 2009 werd bij Bets borstkanker geconstateerd, om de gezondheidsproblemen verhuisde ze naar de Slaperstraat, daar heeft ze het erg naar haar zin.
Het was geen rijke jeugd in het gezin Van ’t Padje, maar ze had lieve, goede ouders, een vader die hard werkte.
Bets ging naar de Kerkbuurtschool, daar heeft ze geen fijne herinneringen aan. Ze werd veel gepest. Op de LOM-school waar ze later heen ging werd ze niet gepest.
Bets: ‘ik heb tot mijn 19e jaar bij Gerrit Lukken gewerkt, een eier-verwerkend bedrijf. Ik heb daar met veel plezier gewerkt, maar toen mijn moeder overleed heb ik haar taken overgenomen en voor mijn broers gezorgd.’
Op de Kerkstraat had ze veel vrienden om haar heen, vrienden die nu ook rond het komende huwelijk een grote rol spelen. Jaap is getuige, Ank en Nancy gingen mee om de trouwjurk uit te zoeken, Cor is ceremoniemeester, Marijke maakt de liturgie en de bloemenversiering in de kerk. Echte vrienden!
Bij buurman Martin de Dood gaat Bets nog elke dag koffiedrinken.
Bets is niet kerkelijk opgevoed, ze komt uit een PvdA-gezin.
 
De bruidegom:
Klaas de Waayer, geboren in Arnhem, op de Middenweg 37. Groeide op samen met een broer en een zus. Klaas kijkt niet terug op een gelukkige jeugd, zijn vader kon de handicap van Klaas niet accepteren. Zijn moeder zorgde goed voor hem, ging met hem naar voetbal, naar zijn favoriete club ESA, waarvan hij nog steeds lid is. En soms nog de wedstrijden bezoekt.
De sfeer in het gezin was niet zo goed, ook niet vanuit het geloof. Zijn vader en moeder gingen naar verschillende kerken.
Zijn vader overleed op 66-jarige leeftijd, zijn moeder werd 94 jaar.
Hij werd gelovig opgevoed, ging naar de christelijke school, ook het LOM-onderwijs. Later nog twee jaar LEAO. Allemaal in Arnhem.
 
Klaas heeft 40 jaar gewerkt bij de Presikhaaf-bedrijven. Daar werkte hij op verschillende afdelingen, de zagerij, de boekbinderij en werkplaats Heijenoord, allemaal in het productieproces.
De laatste jaren kreeg Klaas last van zijn luchtwegen door de stoffen die vrijkwamen in het productieproces. Hij stopte met werken toen hij 65 jaar werd.
Klaas is trouw, hij is ook 40 jaar lid van de sjoelvereniging en gaat ook al zo lang naar medisch zwemmen.
Elke zondag ging en gaat Klaas naar de kerk. In Arnhem naar de Opstandingskerk, dat was eerst een Gereformeerde kerk die later Samen op Weg ging. In het verzorgingshuis Vreedenhoff waar de moeder van Klaas ging wonen, bezocht hij ook de wekelijkse kerkdienst. Dat doen Bets en Klaas nu samen als ze in Arnhem zijn.
De moeder van Klaas verwachtte dat hij, ook toen ze al in Vreedenhoff woonde, elke dag langskwam bij haar. Dat hield Klaas niet meer vol, hij ging er lichamelijk onderdoor.
Zijn broer greep in, zo kon het niet langer voor Klaas. Er moest ruimte komen om weer verder te leven.
 
Samen
Ze leerden elkaar kennen tijdens een reis naar het Zwarte Woud. Klaas reserveerde een stoel voor Bets, hij vond haar gelijk erg leuk. Bij Bets sloeg de vlam wat later over, toen ze al weer thuis waren en Klaas een lieve kaart stuurde voor haar verjaardag. Vanaf dat moment was de liefde van Bets en Klaas een feit, ze waren verliefd!
In 2011 zijn ze verloofd, op 1e kerstdag! Trots laten ze hun fotoboek van die bijzondere dag zien.
Vriend Jan adviseerde Bets om in te schrijven op de woning aan de Slaperstraat, het oude huis op de Kerkstraat had geen cv en er moest van alles aan gedaan worden.
Tot hun grote verrassing werd de woning aan Bets toegewezen en begin maart was de woning klaar. Ook nu hadden de vrienden geholpen om alles te regelen.
 
Hoe gaat het verder?
Dan volgt er een periode van heen en weer reizen, Klaas in de weekenden naar Oostzaan en Bets richting Arnhem. Samen naar de kerk, in Oostzaan en in Arnhem, in Arnhem in het verzorgingshuis en in Oostzaan in de Grote Kerk. Bets en Klaas hebben het in de kerk erg goed naar hun zin, ook het koffiedrinken na de dienst is erg gezellig. Je spreekt iedereen weer even, het doet ze goed.
De broer van Klaas (hij overleed nog niet zo lang geleden) vroeg aan Klaas of hij ook voor Bets zou hebben gekozen als zijn moeder er tegen was geweest.
Klaas: ‘ja!’
 
Bets woont al 4 jaar aan de Slaperstraat, natuurlijk had ze in het begin heimwee naar het oude huis aan de Kerkstraat. Ze is er nog een keer naar binnen geweest, de nieuwe eigenaars hebben het erg mooi opgeknapt. Maar nu is ze gelukkig in het nieuwe huis!
Klaas gaat binnenkort het huis waar hij zijn hele leven woonde, leeghalen. Nu logeren ze er nog, maar per 1 juni is de huur opgezegd. Klaas is er niet zo treurig over, hij woonde tussen een drugsverslaafde en een psychiatrisch patiënt in. Aardige mensen als ze geen problemen hadden, want dan was het erg onrustig in de buurt.
 
En dan gaan ze samen van het leven genieten, met elk hun eigen dingen en hobby’s, Bets gaat graag te kienen en Klaas blijft het voetballen van ESA volgen. Ook gaat hij weer medisch zwemmen. Plannen genoeg.
 
Ze hebben beide wat problemen met hun gezondheid, Bets heeft van de borstkanker nog veel restklachten, ze kreeg diabetes en moest aan staar en na-staar geholpen worden. Ze kreeg een nieuwe knie en de andere moet ook vervangen worden.
Klaas heeft artrose, dat geeft veel pijnklachten en ook Klaas heeft diabetes.
Het is ontroerend om te zien hoeveel ze van elkaar houden. Ze hadden beiden een leven dat niet altijd over rozen ging. Vaak werden ze gepest om wie ze waren. Dat gaf ze veel verdriet. Beide hadden moeite in het leven. Bets was een periode overspannen en werd opgenomen. Nu ziet de toekomst er voor hen beiden veel beter uit, de liefde geneest!
 
Dan komt de huwelijksdag dichterbij, ze verheugen zich er op!
Bets: ‘de voorbereidingen gaan in harmonie, zijn zo gezellig, we lachen wat af! De jurk en het pak zijn bijna klaar. We worden erg goed geholpen door onze vrienden. Mijn getuigen zijn mijn zus en Jaap, van Klaas zijn dat zijn schoonzus en Sjaak, een goede vriend die altijd de medicijnen voor hem regelt. Ons huwelijk wordt in de Grote Kerk gesloten, zowel het burgerlijke als het kerkelijke. De receptie en het diner zijn in het BJC. Er komen ook afgevaardigden van de verenigingen uit Arnhem, dat is toch bijzonder.’
Ze gaan samen de toekomst in, het geloof is erg belangrijk voor ze.
Klaas: ‘als je het moeilijk hebt kun je met de dominee praten, en bidden, dat geeft steun en kracht.’
Dat vindt Bets ook, het is mooi om samen te geloven, dat het kon!
Na vijf en een half jaar samen, volgt nu een huwelijk, we wensen ze heel veel geluk en een goede gezondheid!
Frieda Flens-Meijer

En ik eindig met de woorden waar elk sprookje mee eindigt: 
En ze leefden nog lang en gelukkig

Herman (en Wies) Stoffels

Deze maand ben ik naar de Slaperstraat gegaan waar Herman en Wies Stoffels al weer vanaf 1986 wonen. Mooi aan het water, rustige straat, grote tuin, ruim huis met ook beneden alle voorzieningen. Dit is de plek waar Herman en Wies (nog) ouder hopen te worden.
Beiden komen uit Amsterdam, het gebied wat nu de Amsterdamse Pijp is. Ze woonden daar vlakbij elkaar, maar kenden elkaar niet. Ze ontmoetten elkaar 80 kilometer verderop, op een kamp op de Veluwe. Herman was daar met de Jongelingenvereniging en Wies met de Meisjesvereniging, allebei dus vanuit Amsterdam. Ik kreeg verhalen te horen hoe braaf ze al dan niet waren: de een zwom stiekem de Amstel over, de ander heeft wel 2 keer op het politiebureau moeten zitten. In de oorlogsjaren waren het tieners. Herman zwierf na die jaren veel rond door de stad, hij noemt zichzelf een ‘straatschoffie’.
In 1956 zijn zij getrouwd. Zij konden in een tuinhuisje in Buitenveldert wonen en later een woning krijgen in een nieuwe wijk in Osdorp. In 1970 zijn zij rond gaan kijken voor een andere woning omdat het huis te klein werd. Na enig zoeken kwamen zij in Oostzaan terecht op de Rietschoot. Hier waren zij de eerste bewoner van het huis. Na een tip van Govert Homburg zijn zij dus later binnen Oostzaan verhuisd naar de Slaperstraat.
 
Herman had een drukke baan en deed daarbij vrijwilligerswerk voor de (jeugd van de) kerk en bijvoorbeeld voor het Patrimonium, Amnesty en Vluchtelingenwerk. Daarnaast vroeg de opvoeding van de kinderen natuurlijk de nodige aandacht. Nu merken zij beiden dat het ouder worden beperkingen gaat opleveren. Herman fietst bijvoorbeeld niet meer. Hij is mantelzorger voor Wies. Hij voelt zich dus verantwoordelijk dat hem niets overkomt zodat zij samen thuis kunnen blijven wonen. Dat accepteren van die grenzen waar zij tegenop lopen, kost de nodige moeite, hoewel zij hier ook reëel mee omgaan. Herman geniet bijvoorbeeld nog van het zingen in de cantorij. Hij heeft Koos Lith wel gevraagd tijdig te melden als Koos denkt dat Herman het niet meer aankan. Aan verveling komen zij niet toe. Zij zijn ook blij met alle hulpmogelijkheden en bezigheden die er tegenwoordig voor thuis zijn: e-reader, luisterboeken, radio en televisie, klusjesdienst van Evean, hulp om thuis te kunnen blijven.

Hoe heb je het geloof als kind ervaren?
Beiden zijn gereformeerd opgevoed. Veel dingen mochten niet op zondag. De vader van Wies was ouderling en was 2 volle avonden in de week bezig met het afleggen van bezoeken aan gemeenteleden.
Herman: ‘als kind hoopte ik terwijl ik in bed lag, dat ik God nooit kwijt zou raken. Als tiener heb ik mij zoveel mogelijk aan de kerkgang onttrokken. Wel ben ik altijd lid gebleven van de Jongelingen-vereniging, in de oorlog was weinig vertier. Toen ik van school kwam, deed ik ook al vrijwilligerswerk, jeugdwerk. Mijn oudere broer, is na verraad in zijn onderduikperiode, omgekomen in een concentratiekamp. Dit sloeg een flinke bres in ons grote gezin. De kinderen voedden elkaar op, mijn moeder had daar toen geen energie voor. Niemand die er wat van zei als ik mijn gang ging. Pas toen mijn moeder de schoolkameraad die mijn broer verraden had, kon vergeven, werd het gezin weer ‘heel’.
 
Hoe zou je je geloof van nu omschrijven?
Herman: ‘toen ik een jaar of 30 was, raakte ik het kinderlijke gevoel dat God er altijd zou zijn kwijt. Ik ben wel tussentijds jeugdouderling geweest, dat zei niets over mijn geloof. In de periode dat ik in Oostzaan kwam wonen, kreeg het weer vorm. Het geloof heeft voor mij een centrale plaats bij alle dingen.’ Op mijn vraag of dit dankzij of ondanks de nare dingen is die ieder mens meemaakt, gaf Herman heel duidelijk aan dat dit dankzij deze ervaringen is. ‘In mijn geloof groei ik dichter naar de Eeuwige toe met afknappers en hoogtepunten. Tijdens mijn drukke werkperiode ben ik een aantal keren een week in een klooster geweest. Wies hield het dan thuis draaiend. Ik zette dan zelf een duidelijk stop voor het werk. Het waren onmisbare perioden om daarna weer door te kunnen. Perioden waarin ik alles los kon laten, mijzelf weer terug kon vinden, God kon ontmoeten. Thuis plan ik ook deze ‘stille tijd’ in. Bij de maaltijden lezen wij altijd uit de bijbel. Een vaste structuur, bij de lunch uit het Oude Testament, bij het avondeten uit het Nieuwe Testament. Daarnaast neem ik ook de tijd om bij God, bij mijzelf stil te staan. Even de rust nemen, stoppen met het ‘gewone’ leven. Dit is duidelijk de andere kant van mijn bestaan, maar een heel belangrijke kant. Ik zou het nu niet meer omschrijven als het gereformeerde geloof. Dat voelt voor mij te ingeperkt, ik wil niet kijken naar dingen die niet deugen. Ik denk dat God kijkt hoe mensen met hun leven omgaan, niet hoeveel zondagen zij wel of niet in de kerk zijn geweest.’
 
Wat is je belangrijkste motivatie om te blijven geloven en om naar de kerk te gaan?
Herman: ‘het geloof is een hele steun voor mij, zonder geloof kan ik mij het leven niet voorstellen. Het geloof hoort erbij als eten en drinken. De kerk als organisatie hecht ik weinig waarde aan. Het kerk als gebouw is mooi (alleen over de ombouw, het BJC verschillen de meningen in huize Stoffels). Voor de kerk als gemeenschap is de ontmoeting en daarmee ook het BJC heel belangrijk. Vroeger kende je je mede-kerkgangers alleen van de rug. Ik ontmoet veel mensen die klagen over eenzaamheid. Ik denk dat er nog meer naar elkaar omgekeken kan worden. Daar wil ik hier dan ook wel een oproep voor doen. Misschien zijn er nog meer mensen die willen meedoen met ‘omzien naar elkaar’. In de kerk is een vaste groep, een wisselende groep en een buitengroep van bezoekers. Ik hoorde laatst dat van de vaste groep kerkgangers (bijna) iedereen één of meer taken heeft. Ik heb zelf 4 personen bij wie ik nog op bezoek kom. Het zijn eigenlijk een soort vriendenrelaties geworden. In de kerk ervaar ik een andere geloofsbeleving dan thuis in mijn werkkamer. Ik beschouw dit als een linker- en rechterbeen. Beide hebben elkaar nodig.’
 
Wies: ‘ik zou niet zonder het geloof kunnen. Soms denk ik er even niet over, is mijn hoofd leeg, ben ik bezig met andere dingen. Dan komt alles juist weer terug op het geloof. Als ik op de televisie een lezing van professor Dijkgraaf volg over het heelal, geloof ik dat God nog veel groter is dan ik denk.’
 
Hoe ervaar je de aanwezigheid van God?
Wies: ‘soms heel intens. Ik zag op de televisie eens een onbekende zanger. Hij bracht met veel mimiek een lied met als thema ‘God, maak je eens bekend.’ Er zijn veel nare dingen, in
bijvoorbeeld Syrië gaat de ellende maar door, er blijven daar maar mensen dood gaan door de oorlog. Zo’n lied kan ik dan als een evangelie ervaren, het dringt diep in mij door.’
Herman: ‘God hoort voor mij bij het hele alledaagse gebeuren. Eigenlijk ben ik nooit zonder God, het is een onderdeel van mijn bestaan. Ik kan het leven positief zien, ik weet dat het uiteindelijk altijd goed komt vanuit de basis dat God er is. Ik heb een eindeloos vertrouwen dat ik er altijd weer sterker uit kan komen. Je kan het naïef noemen. Als ik ergens zwak in ben, bekijk ik het soms als extern probleem. Het gaat om hoe je er zelf mee omgaat, dat is bijna nooit hopeloos. Dat mateloze vertrouwen is mijn manier van leven’.
 
Laat je ook naar buiten zien dat je gelooft, is het voor anderen zichtbaar?
Herman: ‘ik praat even gemakkelijk over het geloof als ik doe of deed over mijn werk. Het voelt niet als belastend. Als mensen mij commentaar geven (in de zin van: ”hoe kan je dan nu geloven?” “Kijk eens hoeveel ellende er om ons heen is”), geef ik als antwoord dat wij dat gedaan hebben/doen als mens. Er is evenveel bewijs dat God wel bestaat als dat God niet bestaat. Meestal wordt zoiets uiteindelijk wel een prettig gesprek.
Ik ben blij dat ik geloof. Als mocht blijken dat het toch een fictie is, wat ik niet geloof, heb ik toch een fijn leven gehad. Leven met dat geloofsvertrouwen, zo zit ik in elkaar. Andere mensen, ook Wies, praten er niet zo gemakkelijk over. Voor hen zit het geloof meer naar binnen.’
 
Wat ervaar je bij situaties als religieuze agressie of onderdrukking van vrouwen en hoe ga je daarmee om?
Herman: ‘in naam van het geloof gebeuren de mooiste dingen, maar ook de meest slechte dingen. IS moordt alles uit wat niet (hun) Islam is. Bij niet-gelovigen, in naam van de menslievendheid wordt ook veel gemoord., denk bijvoorbeeld aan het Communisme. Toch vormden de Gereformeerde Kerk en het Communisme voor mij de kern van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.Daar ben ik best trots op. De grootste fout is, denk ik, dat alleen gedacht wordt in termen van wij doen het goed en zij doen het fout.’
 
Tenslotte
Na het stellen van de geloofsvragen voor deze rubriek praten wij nog even na over ouder worden, euthanasie en over doodgaan. Herman en Wies vanuit hun eigen ervaringen van het ouder worden, ervaringen met vrienden, broers en zusters, ik vanuit mijn ervaring als verpleegkundige in het ziekenhuis waar ook veel mensen met deze vragen geconstateerd worden (jong en oud). Herman en Wies geven aan: ‘wij leven nog lang en gelukkig, al wordt het lang wel steeds korter. Vergeleken met 40 jaar terug worden wij nu beperkt in ons doen en laten, maar in vergelijking tot andere 85-jarigen kunnen wij erg dankbaar zijn.’
Wies refereerde ook nog aan een stukje uit 1 Korinthe 3 van Paulus:
Wanneer u afgunstig en verdeeld bent, dan leeft u toch als ieder ander? Wanneer de een zegt “ik ben van Paulus’ en een ander “Ik ben van Apollos”, bent u dan niet als alle andere mensen? Wat is Apollos eigenlijk en wat is Paulus? Zij zijn niet meer dan dienaren die u tot het geloof gebracht hebben, beiden op de wijze die de Heer hen geschonken heeft. Ik (Paulus) heeft geplant, Apollos heeft water gegeven, maar God heeft de akker doen groeien. Wie plant en wie begiet hebben hetzelfde doel, al worden zij ieder apart beloond. Wij zijn de medewerkers van God en u bent de akker. Niemand van u moet zich daarom laten voorstaan op een ander mens, want álles is van u. Maar u bent van Christus en Christus is van God.
 
Herman en Wies bedankt voor jullie openhartigheid tijdens dit gesprek. Ik weet niet beter dan dat jullie in het hoekhuis op de Slaperstraat wonen. Ik hoop met jullie dat jullie hier nog een tijd in betrekkelijk redelijke gezondheid samen kunnen blijven wonen en geloven.
 
Wietske Wijnja

 Dik de Vries

Op een koude maandagavond in januari fiets ik naar Dik en Corrie de Vries, naar hun gezellige huis aan de Dromerstraat. Ze wonen daar sinds 1980.  Het leek me goed om Dik eens te interviewen in de rubriek ‘Vragen van geloof’. Ik ken Dik al jaren van de kerk, onze oudste kinderen gingen met veel plezier naar de jeugdclub Zuid34. Destijds gehuisvest in het Weeshuis. Daar spreken ze nu nog over, met zoveel mooie herinneringen aan die tijd, in het begin van de 80-er jaren.

Dik is geboren in Landsmeer, het gezin woonde aan het Meertje. Tot zijn 18e, toen verhuisden ze naar Tuindorp Oostzaan.
Dik groeide op in een Hervormd gezin, hij ging naar de Bethelkerk. Corrie leerde hij kennen op de jeugdclub van de kerk. Corrie werkte in de Lishof, daarom waren ze economisch gebonden aan Oostzaan en konden ze zich inschrijven voor een koopwoning aan de Dromerstraat. Daar werden hun kinderen Daniël en Esther geboren. Oostzaan was al vertrouwd voor ze, de zus van Dik woonde er. Ze zijn altijd bij de kerk gebleven. Ondanks dat ze veel werken en oppassen op kleinzoon Liam, zien we hen regelmatig in de kerk en helpen ze met de kerstversiering en koffieschenken. De laatste tijd schenkt Dik de koffie met Alie Busch, Corrie moet om het weekend werken, dus dat is moeilijk in te plannen.

Vanaf het begin van de jaren 80 was Dik actief in de kerk. Hij was sindsdien twee keer een periode van 8 jaar als ouderling actief. We halen herinneringen op. Met name aan de periode van Zuid34 hebben we gezamenlijke herinneringen. Onze dochter Lize en zoon Ate waren trouwe bezoekers en medewerkers van Zuid34.

Dik: ‘destijds ben ik betrokken geweest bij de opzet van jeugdsoos Zuid34. Het waren hele leuke tijden. Eerst zaten we in de Notenkraker, later konden we in het Weeshuis een ruimte krijgen.’ Er komen allerlei namen naar boven: Jan Kan, Harrie van Merode, Peter Piets, Anjo Kan, Nelleke Faas, het was een hele grote groep.
Dik: ‘we hadden altijd een voorbereidende vergadering, onder andere ook bij ons thuis, kratje bier erbij, volle bak, het was zinvol, maar ook erg gezellig. Ook gingen we weekeinden met elkaar naar de Ekkelkamp in Ommen. Dat was een kampeerboerderij. Ook Corrie en de kinderen gingen soms mee. Er zou een keer een BBQ gehouden worden in Ommen. Jan Kan had daarvoor grote ijzeren bakken met roosters die daarvoor gebruikt zouden worden. Maar, we vergaten de roosters, die bleven bij Jan in de schuur staan. Niet getreurd, er werd in de boerderij een oud bedspiraal gevonden, dat kon goed als rooster dienen. Het zat vol schapenwol en stront, dat wel. Maar de lol was er niet minder om.’

Jarenlang was Zuid34 een bijzondere contactplek voor de jongeren van de kerk.
Later veranderde de opzet wel en werden meer verantwoordelijkheden aan de jongeren zelf overgedragen. Er werden door de jongeren (ook onder leiding van Dik en Bert) jeugddiensten voorbereid. In die tijd was de uitvoering van die diensten toch ingewikkelder dan nu. Na de verkoop van het Weeshuis ging Zuid34 ter ziele, jammer maar het kon blijkbaar niet anders.

Corrie werkt in de zorg en Dik bij het RDW, (destijds de Rijksdienst voor het Wegverkeer) hij werkt daar inmiddels 37 jaar.
Dik: ‘ik werkte in verschillende keurstations in het land, o.a. bij de Kentekenafgifte. Ik heb
25 jaar lang zelf auto’s gekeurd. Via het kantoor in Zoetermeer kwam ik terecht bij de ondersteunende afdeling Type-goedkeuring, dus de keuring van een specifiek type auto of onderdeel daarvan.’
Zowel Dik als Corrie zijn honkvast in wat ze doen en nog belangrijker: trouw. In kerk, huwelijk en werk. Corrie werkt sinds een aantal jaar in Landsmeer in de Jonkerhof. Een kleinschalige opvang die onderdak biedt aan vijftien dementerende ouderen.
Corrie: ‘ik werk er met plezier maar de situatie in de zorg wordt steeds complexer door alle bezuinigingen. Je werkt met een klein aantal collega’s en dat maakt het wel zwaar, door de kleinschaligheid voel je je enorm verantwoordelijk.’

Het is tijd om een paar ‘geloofsvragen’ te stellen aan Dik:

Hoe heb je het geloof als kind ervaren?
Dik: ‘eigenlijk als vanzelfsprekend, conservatief, elke dag bijbellezen, bidden. Zondags naar de kerk, je wist niet beter. Later naar catechisatie, het jeugdkoor, het was een grote groep en we hadden het er naar ons zin. Corrie zong ook in het koor. Het was allemaal heel vanzelfsprekend, ik nam het voor waar aan.
Op school hoorde ik van de Evolutietheorie, dat vond ik wel aannemelijk, maar ik kon daar met mijn vader niet over praten.

Pas later, zo vanaf mijn 30e jaar ging ik toch anders tegen de dingen aankijken.
Het lezen van de boeken van Kuitert was voor mij een eyeopener. Ik was het met hem eens. Het was een manier van denken waarin ik me kon vinden. Het deed mijn geloof kantelen, maar ik heb toch de indruk dat er daardoor veranderingen in de kerk in gang zijn gezet. Waar we nu niet meer van opkijken, zoals het interpreteren van de oude verhalen. Ik kijk nu anders tegen de kerk en het geloof aan, vroeger was mijn Hervormde geloof waar voor mij, dat was het. Maar nu, er zijn zoveel geloven. In elk geloof is wel iets universeels te vinden, in welke religie dan ook. Ik kijk er nu anders tegenaan.

Op advies van een kennis zijn we laatst naar de Soefitempel in Katwijk geweest. De Universel Murad Hassil is een tempel van de Internationale Soefi Beweging in de duinen van Katwijk aan Zee. De tempel is een internationaal centrum waar universele erediensten, broederschapdagen en andere bijeenkomsten worden gehouden. Vanuit vijf verschillende religies. Dat sprak ons erg aan. Ook mijn persoonlijke geloof is veranderd, ik ben de beleving met een persoonlijke God kwijtgeraakt. Eigenlijk ervaar ik die God minder. Toch ervaar ik God wel. Als de bron van alles. Ik zie het zo: God heeft een schommel voor ons gemaakt, dat kan plezier geven, maar je kunt er ook vanaf vallen.’

Heb je ooit de aanwezigheid van God gevoeld in je leven?
Dik: ‘niet heel direct, maar wel momenten van euforie. Dat het leven soms heel bijzonder kan zijn. De geboorte van ons eerste kind, Daniël, dat was zo’n geluksgevoel!
Ook ging ik als ouderling bij een familie op bezoek waar iemand was overleden. Ik zag er erg tegen op. Maar daar zat een familie die zo bijzonder reageerde, er ontstond een gesprek dat mij enorm troostte, terwijl zij een geliefde moesten missen. Dat heb ik als een Goddelijke inspiratie ervaren.

Wat is je belangrijkste motivatie om te blijven geloven, naar de kerk te gaan?
Dik: ‘omdat ik er van overtuigd ben dat er een Goddelijke bron is. Indirect in de Schepping. En het is een fijn gevoel om bij de groep (in de kerk) te horen, je hebt contact met gelijkgestemden. Daar voel ik me prettig bij.’

Wat ervaar je bij situaties als religieuze agressie of onderdrukking van vrouwen en hoe ga je daarmee om?
Dik: ‘dat is een enorme tegenstelling! Religie zou niet agressief moeten zijn. Agressie is een enorme dwaling. Onderdrukking van vrouwen, dat kan niet de bedoeling zijn. Ook al wordt in de bijbel de vrouw als dienstbaar gezien, het is niet meer van deze tijd.’

Laat je ook naar buiten zien dat je gelooft, is het voor andere zichtbaar?
Dik: ‘weet ik niet, ik ben niet iemand om mijn geloof te tonen. Ik leef vanuit mijn geloof, maar bij de bakker zien ze het niet.’

Tenslotte: gaat het goed met jullie?
Dik en Corrie: ‘ja het gaat goed met ons! We werken allebei nog volop, Dik fulltime en Corrie 24 uur.’ Corrie past daarnaast veel op kleinzoon Liam. Ze wordt jammer genoeg behoorlijk geplaagd door fybromyalgie, dat veel pijn geeft in bindweefsel en spieren.
Het gaat ze goed, daar aan de Dromerstraat, met hun werk en met hun kinderen en kleinzoon!
Dankjewel voor dit interview, ik heb genoten van alle herinneringen aan vroeger en een bijzonder gesprek!

Frieda Flens-Meijer

 Jo Boerma - ter Schegget

Op een zonnige ochtend ga ik naar de Glazenmaker, een mooi appartementencomplex met veel meer woningen binnen dan ik gedacht had. De woningen liggen rondom een binnentuin waar dankzij het vele glas en de zon nu mooi licht binnen schijnt. Mevrouw Boerma wacht mij in de deuropening hartelijk op. Achter de binnendeur zit Do(otje) ongeduldig te wachten om te kunnen zien wie op bezoek komt. Het hondje is al 6 jaar bij mevrouw Boerma en is elke dag weer een reden voor haar om naar buiten te gaan.
 Jo (Johanna) Boerma is geboren in Friesland, Harkema Opeinde, in een klein huisje van de klompenmaker. Haar vader was dominee. Een pastorie was daar nog niet en er was veel armoede. Mensen betaalden de dominee soms in natura, bijvoorbeeld met een teil vol boerenkool Een leuke anekdote: opa (de vader van moeder) verhuisde ook mee naar Friesland vanuit Amsterdam. Hij sliep in de bedstee waar het lekte. Geen probleem, hij nam de paraplu mee naar bed. Haar vader had over de armoede gepreekt tijdens een dienst. Via via kwam dat bij een notaris in Amsterdam terecht die geld voor hem inzamelde, waarna een goed gevulde envelop onder de deur van de dominee geschoven werd. Mevrouw Boerma weet zich nog veel van Friesland te herinneren, al was zij nog geen 4 toen het gezin terugkeerde naar Amsterdam. Haar vader had daar een beroep aanvaard. Hiervan weet mevrouw Boerma zich nog te herinneren dat het zo’n herrie was in Amsterdam. De visvrouw en de voddenvrouw konden flink schreeuwen. Als kind ging ze dan met broers en/of zusjes hen naroepen. Mevrouw Boerma deed de Mulo en werkte kort op kantoor en sprong bij in het grote huishouden
(7 kinderen) van haar ouders.
 Zij trouwde ook weer met een dominee. Met hem en hun gezin (uiteindelijk 5 kinderen) is ze vaak verhuisd. Het was als dominee geen vetpot. Het was soms lastig onderhandelen met de kerkvoogden over het traktement. Hun eerste auto kocht haar man door een deel van zijn postzegelverzameling te verkopen. Een mooie tijd was toen haar man legerpredikant was in Schaarsbergen. Hier was het mooi, vrij wonen zonder de verplichting van een gemeente, hoewel haar man juist die gemeente miste. Een langere tijd hebben ze in Bredevoort gewoond, in de Achterhoek. Mevrouw Boerma had hier allerlei functies, bijvoorbeeld in het bestuur van het Rusthuis, de kleuterschool en bij de Hervormde Vrouwendienst. Hier heeft zij ook een aantal kinderen in haar gezin opgevangen met wie het in de thuissituatie niet goed ging. Na tien jaar werd het welletjes.
 Toevallig vroeg rond die tijd een bekende aan haar vader (die toen al met emeritaat was) of hij geen opvolger voor de Hervormde Kerk in Oostzaan wist. Vader vroeg dit aan dochter en schoonzoon en zo is het gezin Boerma in 1967 in Oostzaan komen wonen en werken. Hier bleven zij tot 1972, waarna zij nog in diverse gemeentes het predikantenechtpaar zijn geweest.
Op oudere leeftijd is mevrouw Boerma dan weer in Oostzaan komen wonen, ook omdat een dochter hier was blijven wonen.
  
Hoe heeft u het geloof als kind ervaren?
Mevrouw Boerma: ‘Mijn vader was natuurlijk altijd de dominee in mijn jeugd. Elke zondag gingen mijn broers, zusjes en ik met mijn moeder mee naar de kerk. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik niet wilde. Ik volgde ook de catechisatie bij mijn vader. Hij kon het heel goed vertellen. Mijn vader was schoolmeester geweest. Hij kon ons de dingen goed uitleggen. In de oorlogsjaren volgde ik catechisatie, mijn vader ging ook in op de vragen over het Jodenvraagstuk. Achteraf gezien heeft hij (en mijn broer) zich ook bezig gehouden om mensen te helpen bij het onderduiken, maar dat was voor ons toen niet zichtbaar. Wij hadden een gezellig gezin met in Amsterdam een groot huis. Alle neefjes en nichtjes waren ook vaak van de partij. Opa is op Eerste Paasdag bij ons thuis overleden. De kinderen gingen met hun vragen vooral naar moeder toe, de ‘dominee’, onze vader, moesten we met rust laten.’
 
Hoe ervaart u (nu) de aanwezigheid van God in uw leven?
Mevrouw Boerma: ‘Dat vind ik een gewetensvraag. Soms denk ik wel: ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp. Ik kan er niet buiten, het hoort helemaal bij mij. Als ik God niet zoek, zoekt God mij. Ik ben nooit opstandig. Het geeft mij troost. Mijn kinderen gaan alle vijf niet meer naar de kerk. Zij zijn wel heel begaan en sociaal. Dat geldt ook voor mijn schoonzoon die niet met de kerk is opgegroeid. Ik denk weleens dat zij het eigenlijk missen. Zij vinden het prima dat ik naar de kerk ga en vragen er vaak naar. Mooie Bijbelteksten kan ik ook met hen delen.’
 
Wat is uw belangrijkste motivatie om te blijven geloven?
Mevrouw Boerma: ‘Ik ben er aan verknocht, ik kan er niet buiten. Ik ‘moet’ elke zondag naar de kerk gaan. Het is voor mij niet afhankelijk van een dominee, ook als een andere dominee voorgaat, ga ik graag heen. Het gebeurt wel eens dat ik een zondag oversla als ik moe ben of bijvoorbeeld een verjaardag heb (met al die kinderen, klein- en achterkleinkinderen zullen dat er nog al wat zijn, red.). Ik krijg dan wel een schuldgevoel. Het valt de dominee ook op als ik niet geweest ben.’
 
Wat ervaart u bij situaties als religieuze agressie of onderdrukking van bijvoorbeeld vrouwen en hoe gaat u daar mee om?
Mevrouw Boerma: ‘Dat wereldgebeuren vind ik ronduit vreselijk. Ik vraag mij dan ook volop af waar de oplossing is. Ik denk dat het vooral nu belangrijk is om hoop en geloof te houden en positief te blijven! Wij hebben binnen de familie verschillende opvattingen over kerk en politiek. Sinds wij hebben afgesproken dat we deze onderwerpen niet meer bespreken, zijn de familiebijeenkomsten weer gezellig geworden.’
 
Laat u ook naar buiten zien dat u gelooft? Is het zichtbaar voor anderen?
Mevrouw Boerma: ‘Ik kreeg een opmerking van iemand dat ik elke zondagochtend langs loop met mijn rollator. In die zin is het dus zichtbaar dat ik iedere zondag naar de kerk ga. Als domineesdochter en domineesvrouw was ik altijd heel zichtbaar, mensen kenden mij. In Bredevoort was ik de enige ‘mevrouw’. De andere dames waren juffrouw of vrouw. Daardoor dachten mensen ook altijd dat ik iedereen kende, maar dat was niet zo. Ik kan niet zo snel gezichten en namen onthouden en herkennen. In Oostzaan hadden we als domineesgezin een aparte plek in de kerk. We zaten in de ronde bank links in de kerk, waar nu vooral een aantal kinderen bij elkaar gaat zitten. Mijn kleinkinderen/achterkleinkinderen leren wel eens dingen op school en vragen dan aan mij (oma Woef) hoe iets zit. Een kleindochter gaf bijvoorbeeld aan dat zij met de 10 geboden geleerd had dat je nooit je vader of moeder mag tegenspreken. Zij vroeg mij wat ik daarvan vond. Ik kon niet meegaan in de uitleg van school. Ik legde uit dat toen de 10 geboden opgeschreven werden, het volk al lang onderweg was. Voor mij betekent het dat het volk moest zorgen dat ook de oude mensen het beloofde land zouden bereiken. Er moest dus goed voor de ouderen (lees vader en moeder) gezorgd worden.’
  
Laatste vraag: Hoe ziet u de toekomst van de kerk?
Mevrouw Boerma: ‘We moeten moed houden. In de loop van de eeuwen zijn er genoeg dippen geweest. Nood leert bidden. Ik denk dat iedereen, mensen die altijd al komen en die bijvoorbeeld na gebeurtenissen in een kerk komen, met open armen ontvangen moet worden. Ik heb wel medelijden met jonge dominees. Het ambt is minder zichtbaar in de maatschappij en de kerkgang niet standaard. Doordat we in het verleden zijn samengevoegd (de Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerk in Oostzaan), leven we nog als gemeente.’
 
Tenslotte:
Tijdens mijn bezoek kwam ook de dierenarts even langs. Dootje was geopereerd en de dierenarts kwam voor een controle. Toen hij gemerkt had hoeveel moeite het mevrouw Boerma kostte om bij hem de stoep op te komen, bood hij aan bij haar thuis langs te komen: een mooie service die zeer gewaardeerd wordt.
Mevrouw Boerma, bedankt dat u wilde meewerken aan dit interview. Bedankt voor het delen van een aantal verhalen waar u vol mee zit. Hele fijne feestdagen met uw kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen om u heen.

Wietske Wijnja


Marjan Lust
 
Buur van de Grote Kerk, vrijwilliger met hart en ziel en een sociaal bewogen mens.
Op 8 oktober fiets ik op een mooie rustige herfstdag naar Marjan en Dick Lust aan de Ds. Nanne Zwiepsingel. Marjan is de buurvrouw van Ada Blaauw die ik eerder interviewde in de rubriek ‘Buren van de Grote Kerk’. Destijds stond Marjan ook op mijn lijstje om te interviewen. Maar we veranderden van thema, het werden de vrijwilligers. Toen verdween Marjan even uit mijn gezichtsveld. Maar het toeval wil dat, tijdens de Agapè-maaltijd, ik in gesprek kwam met Ada Blaauw en zij vertelde dat Marjan de Grote Kerk een warm hart toedraagt en dat ze graag was meegekomen naar deze dienst. Toen besloot ik alsnog aan Marjan te vragen of ze mee wilde doen. Ik vond het wel jammer dat ze niet naar de kerkdienst durfde te komen. Het is ook lastig om zo maar naar binnen te gaan. (dit zegt wel veel over de gastvrijheid/toegankelijkheid van ons zogenaamde kerkmensen)
Maar gelukkig stemde Marjan in en mocht ik haar interviewen voor het kerkblad van november.
 
Eerst maar koffie en ik maak wat foto’s van haar. Een mooi verzorgde woning, gezellig, en er hangt een grote foto van de kinderen en kleinkinderen aan de muur. Een prachtig stel!
Al 40 jaar wonen Dick en Marjan aan de Zwiepsingel, eerst hebben ze nog op de Kerkstraat gewoond. Ze werden ouders van Dick jr. van Ronald en dochter Sylvia. Er kwamen vier kleinkinderen en ze zijn erg gelukkig met elkaar. Ze passen al 14 jaar op de verschillende kleinkinderen. Ook deze middag komt kleinzoon Sebian bij hen eten! Hij kiest voor tosti’s!
 
Je bent al 40 jaar buur van de Grote Kerk, wat heb je met die kerk?
Marjan: ‘ik voel me verbonden met de kerk. Hij is er altijd, ik vind het een rustpunt in het dorp. Ik ga naar alle rommelmarkten die in de kerk gehouden worden. Ook de open dagen zoals Monumentendag bezoek ik altijd. Dit jaar vond ik het jammer dat er zo weinig te doen was in de kerk. De kerk hoort erbij, als de klok stilstaat dan valt dat gelijk op. Het is een geweldig gebouw.’
 
Ben je godsdienstig opgevoed?
Marjan: ‘nee, althans niet bewust. Toen mijn opa in Friesland overleed, stond er opeens een dominee die de begrafenis leidde. Toen vroeg ik me af of we soms van een kerk waren? En in 1971 bleek dat ik als Gereformeerd bij de gemeente te boek stond, want er kwam iemand van de kerk aan de deur.
Ik ben geboren in Sneek en kom uit Stavoren. Uiteindelijk kwam ons gezin in Purmerend terecht. Mijn vader werkte in de horeca, mijn opa was kolenboer, maar dat wilde mijn vader niet worden en vertrok op zijn 14e van huis. Hij werkte onder andere in Gaasterland, in Purmerend bij Bellevue en het Herenlogement. Als mijn vader in Oostzaan op bezoek kwam waren er altijd mensen die hem herkenden van zijn werk in Purmerend. Veel Oostzaners gingen daar uit in het weekend.
Ik hielp mijn vader vaak achter de bar, vanaf mijn 14e, dat zou nu ook niet meer mogen. Ik vond het erg leuk om te doen.’

De kerk speelde altijd een rol in het leven van Marjan, ze gebruikte ooit de onderstaande winterfoto van de kerk voor de Nieuwjaarskaart van de Oudheidskamer. Het is een vast punt, ze wonen ook zo dichtbij. Ze heeft wel veel herinneringen aan de verschillende uitvaarten in de kerk, vaak erg aangrijpend, dat vergeet je niet snel.
 
Marjan: ‘mijn broer is nog niet zolang geleden overleden, hij was gehandicapt en woonde in Heerhugowaard. We hebben zijn as uitgestrooid in zee, dat zou hij mooi gevonden hebben. Mijn dochter zegt dat ze mijn as in Stavoren gaat uitstrooien als de tijd daar is.’ Dat is toch waar mijn leven begon.’

Naast een buur van de Grote Kerk ben je ook al jarenlang een bevlogen vrijwilliger.
Marjan: ‘ja, ik ben al 40 jaar actief bij voetbalvereniging OFC. 10 jaar lang een bestuursfunctie, kantinediensten, coach van een dameselftal, tenues gewassen, enzovoort. Onze zoons Dirk en Ronald hebben ook bij OFC gevoetbald en nu spelen onze kleinzoons Sebian en Jef nog in een jeugdteam. Ik doe nu nog de inkoop en de kleine boekhouding van de kantine. Daarnaast ben ik actief bij de Oudheidskamer van Oostzaan. Ik scan alle artikelen en foto’s van Oostzaan die in het nieuws zijn. We krijgen ook gelukkig veel knipsels van mensen die bijvoorbeeld bij een verbouwing kranten vinden met leuke verhalen uit het oude Oostzaan. Onze vraag is altijd of de mensen op de knipsels willen zetten wie, wat en waar het is. Dat scheelt een hoop zoekwerk. En we passen nog een vaste dag op een kleinkind en natuurlijk extra als het nodig is.’
 
We hebben voor het kerkblad ook een thema dat heet: ‘Vragen van geloof’, zegt het geloof je iets?
Marjan: ‘ik ben niet gelovig opgevoed, maar ik heb een enorme aantrekkingskracht op kerken. Als we ergens zijn wil ik altijd naar de kerk. Ik word er gewoon naartoe getrokken. Ik vind het een heel goed idee dat de Grote Kerk op vrijdagochtend open is. Als ik in de kerk kom heb ik een gevoel van thuiskomen. Er komt een rust over je heen, ik voel me er altijd toe aangetrokken.’
 
Voel je je een Oostzaner?
Marjan: ‘nou, ik wil wel altijd een keer per jaar naar Stavoren, even kijken naar het huis waar we woonden, een dijkwoning is het. Het Herenhuus. Het is een klein huis er woonden visserlui. Vroeger mocht ik van mijn ouders een likje nemen van een glaasje brandewijn met suiker, dat is een mooie herinnering. Het is altijd even thuiskomen daar in Stavoren. Ik ben ook supporter van Heerenveen, ik voel me verbonden met mijn geboortegebied. Men zegt dat je nooit een echte Oostzaner wordt, maar ik weet soms meer over het dorp dan Dick.’
 
We hebben een heel gezellig gesprek zo met elkaar, Marjan heeft aan Ada Blaauw een hele lieve buurvrouw, elke maandag drinken ze koffie met elkaar. Een vriendschap die al 40 jaar duurt!! Marjan is ook bewogen met de vluchtelingen, ze is sociaal, ze heeft jarenlang gezorgd voor mensen in haar omgeving die hulp nodig hadden. En haar vader kon rekenen op haar zorg. Oostzaan kan trots zijn op een inwoner als Marjan Lust! Lieve Marjan, dankjewel voor dit interview, ik vond het bijzonder je wat beter te leren kennen!
Frieda Flens-Meijer



 
 

Kokob

In de vorige Kerkbuurten hebt u kunnen lezen hoe wij in onze Oostzaanse kerk bezoek hadden van enkele asielzoekers uit Eritrea. Zij verblijven tijdelijk op de boot in de Achtersluispolder in Zaandam. Iedere zondag nodigt een kerkgemeenschap hen uit naar de dienst te komen. Gerson heeft contact gehouden met één van hen: Kokob. Kokob is een jongeman van 31 jaar die uit Eritrea gevlucht is. Hij spreekt goed Engels, heeft Engelse literatuur gestudeerd en gaf Engelse les op een highschool. Hij was ook actief voor de jongerenassociatie. Voor deze organisatie gaf hij via de telefoon adviezen aan jongeren die stress ervoeren of niet goed in hun vel zaten. Daarnaast is hij blind. Heel bijzonder dat hij die lange reis gered heeft en zo positief in het leven staat. Een aantal collega’s van Kokob waren opgepakt en in de gevangenis gezet, waarbij er nauwelijks nog kans is dat zij weer vrijgelaten zullen worden. Dit was vooral omdat er pamfletten opdoken met kritiek op de regering en hij en zijn collega’s verdacht werden hieraan te hebben meegewerkt.                       

Deze maand heb ik Kokob geïnterviewd voor de rubriek ‘Vragen van geloof’.
Kokob is in mei uit Eritrea vertrokken. Hij is lopend via Sudan en Libië gegaan. Dan met een bootje over naar Italië. In de Middellandse Zee is hij opgepikt door een grote boot, hij denkt zelf dat hun kleine bootje de oversteek niet gered zou hebben. De Italianen zal hij altijd dankbaar zijn. Vanuit Italië is hij met de trein via Duitsland naar Amsterdam gekomen. Daar heeft hij zich gemeld als asielzoeker bij de politie en heeft hij een treinticket naar Ter Apel gekregen. Vanuit Ter Apel is hij met een bus naar Zaandam gebracht. Het is nu afwachten hoe lang hij in Zaandam blijft en waar hij dan (na weer een korte tijd in Ter Apel) naar toe gaat. Hij heeft te horen gekregen dat hij waarschijnlijk iets langer in Zaandam blijft, door alle Syrische vluchtelingen die nu aankomen.
 
Eerst wat achtergrondinformatie over Eritrea
Eritrea is een relatief klein land in de hoorn van Afrika. Het grenst aan Sudan, Ethiopië, Djibouti en de Rode Zee. Er wonen ongeveer 7 miljoen inwoners. Het is een kolonie van Italië geweest en heeft onder Engels gezag gestaan. Er heeft een hele lange strijd gewoed, maar sinds 1993 is het land onafhankelijk en sinds 2000 is er een vredesakkoord met Ethiopië. Wel zijn er nog steeds grensconflicten. Sinds 1993 zit er een regering met president Afewerki. Daarna zijn er nooit meer verkiezingen geweest en heerst er één van de meest onderdrukkende regimes van de wereld. Niemand mag kritiek hebben opde politiek, doe je dit wel, dan word je gearresteerd. Vanaf ongeveer 15 jaar moeten jongens en meisjes dienstplicht vervullen. In de praktijk kom je daar niet meer vanaf en doe je dit 10 jaar of langer. Tijdens de dienstplicht verdien je geen geld. Je krijgt ook geen visum om een ander land te bezoeken, je moet beschikbaar blijven voor het leger. Alleen als je uit bepaalde (rijke) families komt, krijgt je bepaalde voorrechten. In Eritrea wordt door de meesten Tegrinya gesproken. Op de scholen wordt ook Engels onderwezen, maar dit beheersen veel mensen niet. Vrouwen staan op dezelfde plaats als mannen. Ook tijdens de oorlog waren veel vrouwen actief. De helft van de inwoners is Moslim en de andere helft Christelijk. Er is geen strijd tussen de inwoners op grond van stammen of geloof. Mensen die vanuit Eritrea asiel aanvragen, krijgen dit bijna allemaal. Het is vrijwel onmogelijk om veilig terug te keren naar Eritrea. In dat land word je dan niet meer geaccepteerd. Er zijn heel veel mensen vanuit Eritrea weggevlucht. Zij verblijven vooral in Sudan en in andere Afrikaanse landen. Ook komen dit jaar veel meer vluchtelingen uit dit gebied naar Europa.
 
Hoe heb je het geloof/de kerk als kind ervaren?
Kokob: ‘We woonden in Asmara, de hoofdstad van Eritrea, vlakbij de St. George’s Episcopal Church. Mijn vader nam ons gezin mee. Ik woonde met mijn vader, moeder, 2 zussen en 4 broers, waaronder nog 2 blinde broers. In de kerk was een man die er iedere keer was. Hij sprak mij aan en ik kon al mijn vragen aan hem stellen. Hoe ziet het er hier uit? Hoe is dit gemaakt? Wat betekent het allemaal? Ik kreeg ook cadeautjes van hem en adviezen. Zijn belangrijkste advies aan mij was dat hij aangaf dat ik kon leren. Leren zou mij verder brengen. Ik voelde de aanwezigheid van God. Ik geloof dat God werkt via mensen. Mensen zijn de boodschappers. Deze man was naar mij gezonden door God. De zondagen gingen wij altijd naar de kerk.
Er zijn 3 richtingen in het Christendom die door de regering erkend worden. Dat is de protestantse kerk, de katholieke kerk en de orthodoxe kerk. Andere richtingen, zoals de Jehovah getuigen worden niet erkend, volgelingen hiervan worden vervolgd. De taal in de kerk is Ge’ez, de oude taal van de Ethiopiërs. Nu er meer jongere priesters komen wordt er meer vertaald naar het Tigrinya.’
 
Heb je ooit de aanwezigheid gevoeld van God in je leven?
Kokob: ‘Zoals ik net al vertelde denk ik dat God via mensen werkt. Dus via die mensen die mij helpen en bijstaan voel ik de aanwezigheid van God. Als er een grote boot op de Middellandse Zee vaart en de mensen van ons kleine bootje aan boord neemt om ons veilig aan land te brengen in Italië, is God bezig. En nu in Nederland kom ik allemaal vriendelijke mensen tegen.’
 
Wat is je belangrijkste motivatie om te blijven geloven?
Kokob: ‘Ik leef de weg van gehoorzaamheid naar God. Mijn passie is om de weg van God te volgen. Mijn vader (in januari van dit jaar overleden) had 3 blinde zoons. Hij zette zich in om ons dingen te leren. Hij leerde ons dat God genadig is. Ons gezin was een les voor anderen. Op een dag zullen we, met zijn wil, genade ontvangen. Ergens in de toekomst zal ik misschien kunnen zien. Kennis is ook een gift van God. In Eritrea en op mijn reis hoorde ik dat in Duitsland hele goede oogartsen werken. Zij kunnen misschien mijn ogen genezen. In de toekomst wil ik wel laten onderzoeken of daar een mogelijkheid voor is. Van mijn vader heb ik geleerd dat we problemen niet ontkennen, maar accepteren. Mijn vader was niet geschoold, maar wel wijs. Hij gaf ons de mogelijkheid onszelf te ontwikkelen.’
Voorbeeld van mijn wijze vader: Wij liepen aan de hand van onze vader langs een steen. Mijn vader gaf aan dat wij moesten gaan leren. Toen wij vroegen waarom, gaf hij ons de opdracht de steen op te tillen. Mijn broer probeerde het, maar kreeg de steen maar een klein stukje van de grond af. Ik probeerde het ook, maar kon de steen ook maar weinig optillen. Hieruit begrepen wij dat wij geen sterke werkers zouden kunnen worden, maar kennis nodig hadden, dus scholing, om voor onszelf een bestaan te kunnen opbouwen. Mijn broer is rechter geworden en ik leraar Engels.’
 
Laat je ook naar buiten zien dat je gelooft, is het voor anderen zichtbaar?
Kokob: ‘Ik draag een houten kruisje aan een ketting om mijn nek. Is dat hier ook een symbool voor het Christendom? Dan zou je het dus aan mij kunnen zien.’
 
Hoe zou je jouw geloof willen omschrijven?
Kokob: ‘In deze eeuw geldt alleen zien is geloven. Geloven betekent niet zien. Geloven is in iets onzichtbaars, in God. In Asmara kon ik alleen rondlopen, hierdoor was ik onafhankelijk, met een stok in mijn rechterhand. Ik volgde het goede pad. Omdat ik niet kan zien, zag ik ook niet de gevaren. De woorden van God in ons hart, zijn de bronnen van het echte geloof. Die geven hoop en vertrouwen. Vertrouwen heb ik volop.’
 
Aan onze keukentafel hebben wij, (Jelle, Kokob en ik) een heel gesprek gehad over van alles dat hem en ons bezighoudt. Heel bijzonder zo samen te zijn met iemand die zo’n groot risico genomen heeft. Hij heeft alles achtergelaten en is op een onbekende reis gegaan, zelfs terwijl hij blind is. Hij wist dat de kans groot was dat hij het niet zou overleven, dat was ook de reden dat hij alleen is gegaan en niet iemand meegenomen heeft. Hij kon alleen voor zichzelf dit risico nemen. Dan zou hij zich nooit schuldig hoeven voelen dat iemand voor hem meegegaan is en in de problemen was gekomen. Hij is heel dankbaar dat hij de reis overleeft heeft en zoveel behulpzame mensen tegengekomen is onderweg. Hulp op materieel gebied en moreel.
 
Hoop voor de toekomst
Kokob hoopt dat hij kan ontsnappen van de eenzaamheid waar hij nu in zit. Hij wil graag leren. Is druk bezig met het leren van Nederlands (via een website) en het bestuderen van de bijbel. Ook zou hij graag de beschikking krijgen over een keyboard en de mogelijkheid les te krijgen hierop. Zijn wens is om liederen te schrijven over migratie. Ook zou hij voor tijdschriften verhalen willen schrijven over de (traumatische) ervaringen van mensen tijdens de vlucht van Eritrea naar Europa. Daarmee wil hij geld verdienen om zichzelf een bestaan in Nederland te geven en de mogelijkheid te krijgen om zijn moeder in Eritrea te ondersteunen.
Weet u iemand die een keyboard heeft liggen, iemand die les kan geven, contacten heeft met tijdschriften? Kokob hoort het graag. Hij wil graag de tijd die hij heeft, nuttig gebruiken.
Kokob heeft een usb-stick mee met een videoclip daarop met een Eritrese song. Hij is zelf de zanger en heeft de tekst van het lied geschreven. Op youtube is het ook te vinden.

Beste Kokob, bedankt voor je open houding. Waardevol hoe positief je in het leven staat na al de ook negatieve ervaringen die je hebt opgedaan in je leven in Eritrea en op je reis naar Europa. Voorlopig zal je nog geen vaste woonplaats en inkomen hebben, maar wij wensen je toe dat je de toekomst zo zal kunnen invullen als waar je nu van droomt. Heel veel liefde, succes, fijne ontmoetingen en geluk toegewenst voor je toekomst.

Wietske Wijnja



Marja Buijs-Roseboom
 
Voor het vijfde interview in deze serie ga ik op bezoek bij Marja Buijs-Roseboom. Marja heeft een niet makkelijke tijd achter de rug. Ze meldde zich aan voor een interview, dan kon ze niet alleen over haar leven vertellen maar ook iedereen bedanken die aan haar dacht in haar ziekteperiode. De vele kaartjes, bloemen en andere lieve blijken van medeleven, het heeft haar goed gedaan!
Eerst maar koffie met een door dochter Danielle gebakken koekje, we kletsen over nazaten, relaties en ‘het leven’.
We kennen elkaar al jaren en ontmoeten elkaar regelmatig in de kerk. 
Marja heeft een lastige tijd achter de rug, het plotselinge overlijden van haar man Aart, een goedaardige tumor in haar borst, vorig jaar een tumor in haar buik. Na veel onderzoeken en behandelingen bleek deze tumor gelukkig ook goedaardig. Op tijd werden daarbij andere kwaadaardige haarden gevonden, zodat er ingegrepen kon worden.
Maar er was niet alleen verdriet en zorgen, sinds twee jaar is er weer een nieuwe liefde in haar leven. Ids Algera, hij verloor zijn vrouw en samen durven ze de toekomst aan! 
 
Marja, hoe heb je het geloof als kind ervaren?
Marja: ‘ik ben de oudste van een gezin met vier kinderen. Geboren en getogen in IJmuiden.
De familie van mijn moeder komt uit Uitgeest en was niet streng gelovig. Mijn moeder zelf was niet religieus opgevoed. De familie Roseboom van mijn vader komt uit Veenendaal.
Mijn oma uit Veenendaal was van een orthodox christelijke kerk.
Hoewel we christelijk opgevoed werden, was het niet zo streng christelijk bij ons. We mochten een ijsje op zondag en mijn vader ging naar de wedstrijden van Telstar, hoewel mijn oma dat niet mocht weten…..
Mijn vader was actief in de kerk en in gemeentelijke organisaties, ik denk dat ik dat van hem heb. Mijn oudste broer heeft dat ook, de anderen niet. Dat is toch bijzonder, het ene kind wel en het andere niet.
Ik ging naar de Christelijke school, de meisjesclub, de jongerenclub, de jeugdkerk, ik was actief in de kerk en zat op een christelijk koor. Vanuit een gevoel, een persoonlijke geloofsbeleving. Ik heb het nooit als erg ervaren, ik ging naar catechisatie en deed belijdenis. Ook weer vanuit die christelijke opvoeding.
Toen ik Aart ontmoette, die niet gelovig was maar mij wel steunde in mijn geloof, had hij al een woning en na een jaar zijn we getrouwd. Zo ging dat in 1979, van samenwonen was van mijn kant geen sprake.’
 
Heb je ooit de aanwezigheid van God gevoeld in je leven?
Marja: ‘ja, op verschillende momenten. Bij ons huwelijk, de geboorte van de kinderen. Toen mijn vader plotseling overleed op 23 augustus 1989 was ik in verwachting van Danielle, zij werd geboren op 23 december van dat jaar, het was net alsof dat zo moest zijn. Ook op de 23e.
Mijn moeder en mijn tante zijn overleden aan borstkanker, mijn zus kreeg toen ook borstkanker. Dan komt het wel heel dichtbij, de angst dat je het zelf ook kunt krijgen. Toen ben ik wel onderzocht maar toen ik vijf jaar geleden zelf een tumor in mijn borst had, bleek die goedaardig te zijn.
 
 
Toen ik vorig jaar een tumor in mijn buik had en ik na alle onderzoeken en behandelingen daar goed ben uitgekomen, zag ik dat ook als een teken van God.
Ik was zo blij met de liefde van Ids in mijn leven, dat vond God toch ook goed, ik kon me niet voorstellen dat ik dan na een jaar al dood zou gaan.
Ids is vreselijk zorgzaam voor me, hij weet te relativeren. Hij heeft veel meegemaakt door de ziekte van zijn vrouw.’
 
Wat is je belangrijkste motivatie om te blijven geloven?
Marja: ‘dat je op de moeilijkste momenten in je leven de kracht krijgt om door te gaan. Ik geloof dat we die kracht van God krijgen. Toen de specialist in het AMC me vertelde dat ik niet te genezen was, was dat vreselijk om te horen.’
 
Marja wil in dit interview vooral ook iedereen bedanken die aan haar dacht in die moeilijke periode. 
Marja: ‘het gaat nu goed met me, en ik heb er erg veel steun aan gehad aan kaarten, bloemetjes en andere blijken van medeleven! Zoiets ontvangen doet je echt goed.’
 
Wat ervaar je bij situaties als religieuze agressie of onderdrukking van bijvoorbeeld vrouwen en hoe ga je daar mee om
Marja: ‘de verkrachtingen van meisjes en vrouwen, het misbruik, vreselijk! Dat er andersgelovigen worden gedood of afgeslacht en ook dat er Christenen worden vermoord, het is afschuwelijk! Soms voel ik me ook een ongelovige Thomas hoor, ik denk wel eens wat ik zou doen als je vervolgd zou worden om je geloof. Wat zou ik zelf doen als het er op aan komt, durf ik dan nog te zeggen dat ik ‘van de kerk’ ben?’
 
Laat je ook naar buiten zien dat je gelooft? Is het zichtbaar voor anderen?
Marja: ‘ik laat anderen, soms subtiel, weten dat ik naar de kerk ga en dat ik meewerk in die kerk.’
Hoewel Marja de laatste tijd iets minder kon doen, heeft ze haar sporen wel verdiend in de afgelopen jaren. Ze was 12 jaar kerkvoogd, is penningmeester geweest, droeg haar steentje bij in de uitvoering van Kerkbalans. Ze helpt bij de rommelmarkten, het koffieschenken, de administratie van de collectebonnen en ze verstuurt altijd de Kerkbuurten naar de abonnees buiten Oostzaan.

Hoe zou je jouw geloof willen omschrijven?
Marja: ‘je dienstbaar opstellen, een luisterend oor voor anderen zijn. Ik ben niet alleen maar kerkelijk actief, ik ben ook gastvrouw bij de voorstellingen in het theater de Kunstgreep. Daar regel ik dat er bloemen zijn voor de artiesten en ik overhandig ze ook vaak.’
 
Tenslotte: 
We praten nog even na, er is zoveel gebeurd in het leven van Marja dat is niet in een interview te vangen. Hiernaast een foto van Marja met de pasgeboren kleinzoon Wessel.
Lieve Marja, hartelijk dank voor je openhartige interview. Dank voor de koffie en ik wens je een snel herstel en veel liefde toe! 
Frieda Flens-Meijer



Peter Ruig
 
Alweer de vierde keer dat u deze rubriek aantreft in Kerkbuurten. De antwoorden van Gerson Gilhuis, Gerard de Klerk en Jo van Reijsen heeft u al kunnen lezen in de vorige maanden. Deze maand heb ik vragen gesteld aan een jonger gemeentelid. Peter Ruig was welwillend om mee te werken.
Zondag 19 april, na de kerkdienst, zijn wij samen gaan zitten om over de vragen te praten.
Marieke, de vrouw van Peter en hun kinderen fietsten alvast naar huis. We begonnen met een kopje koffie/thee in de crècheruimte van het BJC en we eindigden met een kopje koffie/thee op het terras van het Eetcafé voor de kerk.
 
Peter vertelt dat hij veertig jaar is. Hij heeft in diverse plaatsen hier in de buurt gewoond. Namelijk Landsmeer, Oostzaan en Amsterdam-Noord. Zijn gezin is erg belangrijk voor hem. Zijn vrouw Marieke, die in het speciaal onderwijs werkt en zijn vier mooie meiden met de prachtige leeftijden van 1,5 tot 8 jaar. Peter werkt als ICT en facility manager bij een dochter van de Rabobank. Hij is voornamelijk werkzaam in Amsterdam, vlakbij het Vondelpark, maar moet ook soms aanwezig zijn in de filialen in Rotterdam en Eindhoven. Hij gaat meestal op de fiets naar Amsterdam. Peter heeft een opleiding gevolgd tot kok. Een mooi beroep, waarin hij probeerde de mensen blijer uit het restaurant te laten weggaan dan zij gekomen waren. Het brak hem wel op dat hij altijd moest werken als andere mensen vrij waren. Al vanaf zijn twaalfde was hij actief met de computer van zijn vader. Eerst bleef het bij meekijken, maar al snel werd hij thuis de beheerder van de computer. Toen hij een buurman goed geholpen had met zijn computer, vroeg die hem waarom hij niet in die wereld verder zou gaan. Dat heeft hem op het ICT-pad gebracht. In de baan die hij nu heeft, kan hij ook goed mensen helpen, iets wat hij graag doet. Hij beschrijft zichzelf als een tolk tussen de (onwetende) medewerkers en de computer.

 Vraag 1: Hoe heb je het geloof, de kerk, als kind ervaren?
Peter: ‘Dat is een dubbel gevoel voor mij. Voor ons gezin, toen ik kind was, was de zondag de meest gestreste dag van de week. Mijn vader (de ons allerbekende Jaap Ruig, organist en ‘stukjesschrijver’) moest bijna iedere zondag wel ergens orgelspelen in een kerk.

 
Wij gingen dan met zijn allen, dus met 4 kinderen en mijn vader en moeder, met de auto naar die kerk. We waren dan al vroeg onderweg want pa moest minimaal een half uur van te voren aanwezig zijn. “Je weet nooit wat je aantreft.” Ik was de oudste in het gezin en ben snel gegroeid. Ik viel dus al snel op doordat ik zat te bewegen in de krappe kerkbankjes. Mijn vader was ook dirigent van vijf koren en een kinderkoor (daar heb ik jaren bij gezongen en dwarsfluit gespeeld, Wietske). Door deze bezigheden van mijn vader kwam ik in veel verschillende kerken. Mijn oma was zwaar gereformeerd en preekte graag als wij op bezoek kwamen. Wij kerkten zelf in de Vrije Evangelische kerk in Wormerveer. Ik ben mijn ouders dankbaar dat zij mij hebben opgevoed op de manier waarop ze dat hebben gedaan. Zij hebben de basis neergelegd van wie ik ben en de vrijheid gegeven om eigen keuzes te maken.
Ik vind, hoe kan het ook anders, muziek mooi in een kerk. In eerste instantie spreekt een melodie mij aan, daarna komt de tekst. In mijn jeugd was ik aangesloten bij meerdere jongerengroepen. We gingen naar opwekkingsweekenden en uiteindelijk heb ik belijdenis gedaan. De belijdenis zag ik als een persoonlijke bevestiging van mijn doop. Ook was ik actief in de leiding van Interjel, interkerkelijk jongerenwerk in Landsmeer.’
 

Vraag 2: Hoe ervaar je de aanwezigheid van God in je leven?
Peter: ‘Vooral in stiltemomenten, als ik bijvoorbeeld naar de nijlganzen kijk die in de bomen van het Vondelpark broeden. Ik ga in mijn lunchpauze regelmatig even in het Vondelpark lopen. Als ik dan die vogels zie, zie ik dat als een knipoog van boven. Ik word er blij van.’
 
 
Vraag 3: Wat is je belangrijkste motivatie om te blijven geloven?
Peter: ‘God/mijn geloof is voor mij de batterij, de kracht om mij te helpen om hulpvaardig te kunnen zijn. Kijk om je heen hoe mooi de wereld is. Voor mij is die natuur het keiharde bewijs dat God bestaat. En ook met dat bewijs, blijft het voor mij ‘geloven’.’
 
 
Vraag 4: In de actualiteit hebben we te maken met de religieuze agressie, onderdrukking van bijvoorbeeld vrouwen, wat ervaar je daarbij?
Peter: ‘Dit vind ik een moeilijke vraag. Man en vrouw zijn voor mij gelijk. En elke manier van onderdrukking of kneveling keur ik af. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk dat bevolkingsgroepen niet op één hoop worden gegooid. Er zijn bijvoorbeeld zat moslims met een goede leefwijze. En door deze veel grotere groep op de zelfde hoop als gooien, demotiveer je deze doelgroep. Want hoe zij hun best ook doen om wel goed te leven het oordeel over hun is al gegeven. Door alleen uit te gaan van vooroordelen kun je je flink vergissen. Een grote les voor mij was om meningen te onderzoeken voor je ze aanneemt. Ik kan anders denken of alsnog meegaan in de gedachte. Bij dat laatste is het dan wel vanuit mijzelf, niet iets dat mij opgelegd wordt.’
 
 
Vraag 5: Laat je naar buiten zien dat je gelooft? Is het voor anderen zichtbaar?
Peter: ‘Ik zal het niet van de daken schreeuwen. Het is voor mij een leefwijze, een manier ook om er voor iemand te zijn. Ik heb respect voor bijvoorbeeld personen die op de Dam in Amsterdam gaan staan om gesprekken aan te gaan met mensen. Wel denk ik dat dat niet meer de manier is, nu met zoveel media. De kansel is niet meer de enige bron van informatie. Mensen zijn mondiger en nemen niet zo maar wat aan. Ze willen dingen zelf bekijken en onderzoeken. Ik schaam mij zeker niet voor mijn geloof of het feit dat ik naar de kerk ga.
 
 
Als het wordt gevraagd vertel hier ook wel over. Ik kwam er kort geleden achter dat een leverancier van mij waar ik al ruim 2 jaar zaken mee doe ook gelovig is en in een band in zijn kerk speelt. Dat gaf de zakelijke relatie een extra dimensie.’
 
 
Vraag 6: Heb je ooit de aanwezigheid van God gevoeld in je leven?
Peter: ‘Vanuit Interjel hielden wij uitwisselingen, zo ook met een jeugdsoos uit Nieuw-Vennep. We zijn met hen op een reis naar Taizé geweest. Taizé is een internationale christelijke oecumenische kloostergemeenschap in het plaatsje Taizé in Frankrijk. Toen stond de gemeenschap onder leiding van Pater Roger, die in 2005 vermoord is. Voor mij was en is dit een hele bijzondere ervaring, het werd een eyeopener, een reset terug naar het geloof. In de diensten was veel tijd voor stilte ingeruimd, buiten was ook een stiltetuin. Zoveel geluiden als om je heen zijn, zo belangrijk is het om de stilte een kans te geven, om tot rust te komen met stilte om je heen. Ik kon vroeger als kind God ook voelen als ik bijvoorbeeld met een hond in het Twiske liep. Ik was met drie dingen bezig. Ik lette op de hond, ik wandelde en ik bad en dankte. We hebben in ons gezin helaas geen hond en als we met de kinderen in het Twiske wandelen, moet ik mijn aandacht toch meer bij de kinderen houden. Maar wat niet is kan nog komen!’
 
Vraag 7: Kun je je geloof omschrijven?
Peter: ‘Voor mij is de rust die je eruit kan halen de essentie. Het is een laatje dat ik altijd open kan maken op de momenten dat ik blij of gestrest ben, op momenten dat ik niet kan slapen en op momenten dat ik vragen in mij heb. Ik kan ook echt dankbaar zijn voor de mooie dingen om mij heen, voor de rust die ik voel en nodig heb.’

Tenslotte
Zittend op het terras in de zon praatten we nog wat na. Peter heeft veel plannen en ideeën waarvan we een deel zeker nog terug zullen zien in de kerk. Hij gaat ook nadenken over een eventuele actieve rol met betrekking tot de website van de kerk. (Jan de Waal wil graag hulp, red.). Peter is ook actief in de leiding van de Rock Solid en Solid Friends groepen. Hier haalt hij veel voldoening uit. (Ik kan via de ervaring van mijn dochter zeggen dat dit hele leuke bijeenkomsten zijn. Wietske) In de preek van de week, die Peter meestal houdt als hij aanwezig is, vertelt hij ook altijd een stukje over zijn eigen ervaringen. Hierdoor wordt het thema herkenbaar voor de jongeren. Op deze manier houdt hij ook de familietraditie in ere om actief te zijn in de kerk. Zijn vader en opa als organist, Peter als mede-leiding en inspirator van een grote groep jongeren. Na alle verhuizingen en ervaringen in verschillende kerken voelt hij zich thuis hier in de kerk in Oostzaan. Na ons gesprek gingen we elk onze weg naar een zondag met het gezin.
Peter, bedankt voor je spontane en openhartige bijdrage.
Wietske Wijnja
 
 
Jo van Reijsen

Voor de derde aflevering van ‘Vragen van geloof’, loop ik naar de Dr. Keizerstraat waar Jo van Reijsen woont.
We kennen elkaar al jaren. Jo woont al 57 jaar in het huis waar ze destijds met Harry na hun huwelijk introk. Altijd nog met veel plezier!

Jo is van huis uit Rooms Katholiek, maar sinds een aantal jaren een trouwe bezoekster van de zondagse kerkdiensten in de Grote Kerk en ook op de koffie-ochtenden en de seniorenmiddagen is ze daar te vinden. Het leek me mooi om haar te interviewen voor het kerkblad, hoe ervaart iemand die katholiek is onze protestantse gewoonten en hoe beleeft ze haar persoonlijke geloof?

Jo komt uit De Goorn, een kleine plaats vlakbij Berkhout. Haar man Harry woonde in Hoorn. Hij werkte als stoffeerder bij Inter Alvo, een bedrijf dat in Hoorn gevestigd was. Toen de firma Flens dit bedrijf overnam kwam Harry in Oostzaan terecht. Jo en hij hadden nog maar een paar jaar verkering, maar er was een (bedrijfs)woning beschikbaar, dus trouwden ze en verhuisden naar Oostzaan. Hun eerste huis, en tot op de dag van vandaag nog steeds de plek waar ze het naar haar zin heeft.
De Goorn, het dorp waar Jo vandaan kwam was een Rooms Katholiek dorp, maar Jo heeft zich in Oostzaan altijd thuis en geaccepteerd gevoeld. Nooit moeite gehad met de Oostzaners!
Ze heeft tot haar 70e bij verschillende mensen in de huishouding gewerkt en ook bij de firma Flens werkte ze. Een actief leven!
 
Ik vind het bijzonder dat zij, van katholieke huize, bij ons op zondag de kerkdienst bezoekt. Hoe kwam dat zo?
Jo: ‘ik ben katholiek, dat blijft ook zo. Toen de Onze Lieve Vrouwekerk in Poelenburg dicht ging, moest ik eigenlijk naar de Bonifatiuskerk in de Oostzijde. Dat vond ik te ver en nadat mijn man Harry overleed (op 22 maart 2009) ging ik naar de Grote Kerk in Oostzaan. Harry werd vanuit de kerk begraven, elke zondag bezoek ik zijn graf. Het geeft me een goed gevoel om hier naar de kerk te gaan. Ook vroeger had ik een vast patroon om op zondag naar de kerk te gaan. Je bidt dat alles goed mag gaan. Ik heb soms wel vragen waarom God nare dingen toe laat.’
 
Hoe heb je de kerk/het geloof als kind ervaren?
Jo: ‘we gingen elke dag naar de kerk, voor schooltijd om ongeveer 8 uur. Dan was er een mis met communie en daarna gingen we naar school. Onderweg aten we ons broodje op.
Op zondagmiddag was het Lof en daarna gingen we dansen! We hadden de gewoontes van de katholieke kerk. De eerste communie op je 6de jaar en de plechtige communie zo rond de 12. Ik kom uit een gezin met 15 kinderen, 12 dochters en 3 zonen. Harry komt uit een gezin met 11 kinderen: 8 dochters en 3 zonen. Dat was in die tijd heel gewoon! Mijn vader was tuinder, we moesten vaak helpen, harken op het land. Moeder was er voor de kinderen.

Ze was niet streng, we mochten zondags fietsen en naar de kermis in Hoorn. Er waren altijd mee-eters aan tafel, met al die zussen waren er ook veel vrijers…..
Het was een hecht gezin, er werd gebeden en gedankt, het geloof speelde een grote rol.’
 
Heb je ooit de aanwezigheid van God gevoeld in je leven?
Jo: ‘nou, met bepaalde dingen, de dankbaarheid die ik voel dat ik gezonde kinderen en kleinkinderen en zelf een achterkleinkind heb! Dat is iets om dankbaar voor te zijn. Elke avond brand ik een kaarsje bij de foto van Harry. Het geloof heb ik in mijn jeugd meegekregen, mijn vader en zussen en een broer zongen in het koor van de kerk. De zondagse kerkgang is gewoon, daarna het koffiedrinken in het BJC is voor mij erg belangrijk. Ook de seniorenmiddagen vind ik geweldig en erg belangrijk. Zoveel mensen ervaren dat als positief. Ik vraag ook anderen om mee te gaan, zij genieten er ook van zoals laatst de middag over de kleding uit de 60er jaren. Enig was dat! En het zat helemaal vol!! Erg leuk! Mijn kennis had nog een oude ochtendjas uit die tijd meegenomen!’
 
Was er in je leven een situatie die je geloof heeft veranderd?
Jo: ‘nee, ik heb geen bijzondere dingen meegemaakt. Ik vraag me wel eens af, waarom is er zoveel ellende. Ik heb laatst een boek gelezen over de oorlog, vreselijke tijden zijn dat geweest! Ikzelf kan me alleen het laatste jaar van de oorlog herinneren. Er kwamen bij ons mensen aan de deur die honger hadden. Ze kregen altijd eten mee, vader had een kuil vol aardappelen en daar mochten de mensen van meenemen. Ook de bonnen voor de gaarkeuken werden gebruikt om het eten aan de andere mensen te geven die honger hadden. Dat weet ik nog wel, moeder had een petroleumstel waar het eten op warm werd gehouden. Bij de buren konden we elke dag melk halen en dat werd dan weer gebruikt om boter en zo te maken. Wij hebben geen honger gehad in de oorlog. Het was een groot gezin, we moesten al snel na de schooltijd gaan werken in gezinnen. Er kwamen mensen bij moeder die vroegen: moeder Buijsman (zo is de meisjesnaam van Jo) heb je nog een meisje die kan komen helpen? Ik heb altijd met plezier gewerkt, soms ook bij boeren voor dag en nacht. Ik ben gewend om te werken. En ik heb een goede jeugd gehad!’
 
Voor Jo is het harde werken en haar inzet voor anderen geen moeite. Ze doet het gewoon, ooit woonde haar vader 10 maanden bij hen in omdat het tehuis waar hij naartoe zou gaan nog niet klaar was. Jo zorgt voor haar zieke buurvrouw en in de verhalen die ze vertelt komt steeds haar zorg voor anderen terug. Oppassen op kleinkinderen, eten meegeven voor de kinderen, noem maar op, Jo doet het. Ook volgens rooster op zondagochtend koffieschenken in de kerk: Jo doet mee!!
 
Wat ervaar je bij situaties als religieuze agressie of onderdrukking van o.a. vrouwen?
Jo: ‘dat vind ik heel erg, dat met die toestanden in Parijs is vreselijk maar ik vind het niet nodig om anderen te beledigen. Er moet vrije meningsuiting zijn maar om zulke grove tekeningen te maken, dat is ook niet nodig.
 
Tot slot, wat zou je nog willen zeggen of toevoegen?
Jo: ‘Mijn zondag heeft een goed begin als ik naar de kerk ben geweest, ik voel me er prettig bij!’
 
Dat is een mooie afsluiting van het gesprek, Jo gaat weer snel op weg om de buurvrouw te helpen! Een bijzonder gesprek met een bijzondere vrouw! Lieve Jo, hartelijk dank voor je gastvrijheid en de mooie verhalen. Het ga je goed!


Frieda Flens-Meijer

Gerard de Klerk

Frieda heeft vorige maand de aftrap gedaan voor deze rubriek. Ik voel mij enigszins ‘gedwongen’ ook iets van mijn belevenis op te schrijven.
Ik kom uit een gezin met een gereformeerde moeder en een hervormde vader. Dat gereformeerd en hervormd zegt mij nu eigenlijk niets meer. Ik ben blij dat het nu samen protestants genoemd wordt. Ik denk dat ieder mens op zijn eigen manier gelooft, ongeacht het etiket dat erop geplakt zit. Met mijn moeder gingen wij als kind altijd naar de kerk op zondag en bezochten wij de kindernevendienst. Eerst in het Kleine Kerkje, later na het samengaan in de Grote Kerk. Mijn vader ging alleen mee op ‘hoogtijdagen’ als Kerst en Pasen. Ik had veel opa’s en oma’s (en nog overgrootouders) en kon daar dan ook verschillende manieren van gelovig zijn ervaren. Mijn ene opa en oma vond ik altijd heel streng, daar mochten we niet veel op zondag (wel op bezoek komen). Daar zag ik dingen die ik bijzonder vond, wel altijd streng zijn en uit de bijbel lezen, maar toch bepaalde mensen veroordelen omdat zij ‘anders’ zijn in hun doen en laten. Dit heeft indruk op mij gemaakt. Mijn andere opa en oma gingen eigenlijk nooit naar een kerk, maar oma zong wel altijd mooie liederen en luisterde naar diensten op de radio. Zij lieten zien hoe je eenvoudig goed kunt zijn voor andere mensen zonder al te veel te oordelen.
Ik vind het belangrijk dat kinderen ook zelf kunnen ervaren wat zij van zaken vinden. ‘niet alleen omdat het moet of omdat het zo gezegd is’. Ik denk dat het toevallig is dat ik protestants ben omdat ik hier geboren en opgevoed ben. Als ik ergens anders ter wereld was gekomen, had ik misschien een heel ander geloof gehad. Ik geloof dat ‘God’ in alle mensen aanwezig is, dus ook in mij. Dat is voor mij ook een belangrijke reden waarom ik vind dat je niemand van een ander geloof kan veroordelen of moet bekeren tot jouw geloof. Er bestaat niet zoiets als een goed of niet-goed geloof. Ieder, ook binnen één geloofsrichting mag dit op zijn eigen manier beleven. Iedereen streeft met zijn geloof het goede na voor zichzelf, de mensen om hem heen en voor de wereld. Het moet wel mogelijk zijn er over te praten. Geweld in naam van een geloof gaat dus veel te ver, dit kan en mag niet toegestaan worden volgens mij.
 
Vragen van geloof aan Gerard de Klerk
 
Vorige maand is deze nieuwe rubriek van start gegaan als opvolger van ‘een vrijwilliger uitgelicht’. In de Kerkbuurten van februari heeft u kunnen lezen hoe Frieda met onze dominee Gerson Gilhuis in gesprek is gegaan over geloofsvragen.
Op de zondag van de kinderdienst maakte ik de afspraak om op woensdagochtend bij de familie de Klerk langs te gaan om Gerard te interviewen voor deze nieuwe rubriek. Gerard is een trouwe inzender van verhaaltjes voor in Kerkbuurten. Bijna iedere maand staat er een stuk van hem in. De verhalen betreffen verschillende onderwerpen, zoals zijn tijd in Indië, het ouder worden, vroegere tijden en recente ontwikkelingen in de wereld. Er staan regelmatig vragen in die hij aan God en aan de mensen stelt. Aansluitend daarop ga ik nu vragen aan hem stellen onder andere over hoe hij zijn geloof beleeft.
 
Ik fiets dus naar de Stationsstraat waar Gerard en Sjoukje de Klerk al weer 43 jaar wonen. Toendertijd zijn zij als eerste bewoners in het huis gekomen. Zij kwamen vanuit Amsterdam waar zij een goedlopende zaak hadden in witgoed. Zij woonden toen een paar huizen naast de zaak. Met de 4 kinderen die er waren, wilden ze toch wel graag buiten de stad gaan wonen. Door de komst van de Coentunnel was Oostzaan een aantrekkelijke woonplaats geworden waarvandaan ze met de auto toch zo in Amsterdam waren bij de zaak. Hier wonen zij nog steeds prachtig, al wordt het wel wat bezwaarlijk om het grote erf bij te houden. Gerard heeft
 
 
nu al een paar jaar niet meer zelf met zijn bootje gevaren. De kinderen gebruiken het bootje gelukkig nog wel eens. De boot stamt nog uit de tijd dat zij een huisje in Friesland hadden, aan het IJsselmeer. Daar waren zij vroeger meestal in de weekenden te vinden, heerlijk buiten.
 
Het is een drukke woensdagochtend voor het echtpaar Gerard en Sjoukje de Klerk. De invalhulp is ook aanwezig en toen ik kwam, was een gemeentelid aanwezig om een praatje te maken en een kopje koffie te drinken. Hij vluchtte weg voor mij, maar ik heb aangekondigd dat hij misschien ook nog aan de beurt komt voor deze rubriek.
 
Met een kopje thee en een lekker koekje gingen we van start. Gerard gaf antwoorden op de vragen en praatte daar omheen de tijd vol.. Hij vroeg soms bevestiging bij zijn Sjoukje, die van vroeger nog zo goed als alles weet te vertellen.
 
 
Vraag 1: Hoe heeft u het geloof, de kerk, als kind ervaren?
Gerard: “Ik kom uit een zakengezin. De zaak die ik later had, was eerst van mijn ouders. Zij waren daar altijd aan het werk. Ik had nog een jongere en een oudere broer. Wij woonden bij de zaak en hielpen als kind ook veel in de winkel en bij de reparaties. Dominee Ter Schegget was een huisvriend van mijn ouders. Zij gingen samen op vakantie. Hierdoor waren wij ook aangesloten bij de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. Dit zat eigenlijk tussen de denkbeelden van de Gereformeerde kerk en de Hervormde kerk in. Later werd deze afscheiding weer opgeheven en waren wij weer ‘gewoon’ gereformeerd. In Amsterdam heb ik een aantal jaren in de diaconie gezeten. In Oostzaan kwamen wij bij ‘het kleine kerkje’, de Gereformeerde kerk, terecht. Van daaruit kwamen wij bij de Grote Kerk.
De kerk hoorde er gewoon bij als kind. Vooral ook omdat wij dominee Ter Schegget zo goed kenden.
Sjoukje komt van een boerderij in Bakhuizen, in Friesland. Tijdens een trektocht met een vriend door Friesland, waarbij wij bij boeren vroegen of wij in het hooi konden slapen, ontmoette ik haar voor de eerste keer. Later kwam zij met de meisjesvereniging vanuit Friesland voor een uitzending naar Amsterdam en konden wij samen uitgaan met elkaar.’
 
 
Vraag 2: Hoe ervaart u de aanwezigheid van God in uw leven?
Gerard: ‘Ik heb verschillende ernstige aandoeningen meegemaakt qua ziektes. Hierbij ben ik een paar keer op de rand van het leven geweest. Ik was op die momenten heel ver weg. Een Godservaring kan ik het niet noemen, maar toch..... Ik had een ervaring dat ik lag dood te gaan in een metalen kooi. Ik zag de zwarte plek waar ik heen moest om dood te gaan, maar door de kooi kon ik daar niet komen. Opeens ging de kooi wel open, maar aan de andere kant. Ik wist toen dat ik door moest, ik was hier nog niet klaar. Ik snap zelf niet hoe dit precies ging. Zo heb ik ook eerdere ervaringen uit Indië en een aantal uit de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam. Op die momenten was de dood heel dichtbij. Achteraf zeg ik dat ik een engeltje boven mijn hoofd had. Een engeltje dat bij God vandaan komt. Op die momenten besefte ik dat niet op die manier. Ik zag dan alleen de lopen die op mij gericht werden, geen engeltjes. Bij de heftige ervaringen in Indië dacht ik aan Sjoukje met wie ik toen verloofd was. Ik wilde blijven leven om terug te kunnen naar Nederland, naar haar toe. Ik herinner mij nog een Amsterdamse collega in dienst die zei: “Hij is niet dood te krijgen”.’
 
 
Vraag 3: Wat is uw belangrijkste motivatie om te blijven geloven?
Gerard: ‘Alleen in een God geloven, is bijna onmogelijk. Gelukkig denken Sjoukje en ik veelal hetzelfde en kunnen we daar ook samen over praten. Als je niet zo opgevoed bent, lijkt het mij moeilijk om in God te geloven. Onze kinderen gaan, op één na, niet meer zoveel naar
 
 
de kerk. Zij lezen wel mijn stukjes in Kerkbuurten en dan praten we daar over. Als we op zondag niet naar de kerk gaan, missen we toch wel iets. Het samenzijn is een belangrijk aspect van het geloof en van het samen kerk zijn. Soms vraag ik mij weleens af waar ik die week voor gegaan ben, de liederen of de preek spreken niet altijd aan. Dan is toch het samengeweest zijn belangrijk.’
 
 
Vraag 4: In de actualiteit hebben we te maken met de religieuze agressie, onderdrukking van bijvoorbeeld vrouwen, wat ervaart u daarbij?
Gerard: ‘Gezien wat ik in het verleden heb meegemaakt, ben ik tegen elke agressie en onderdrukking. Ik vraag mij, als ik deze dingen zie of lees, altijd af hoe dit nu kan. Wij mensen zijn eigenlijk niets. Er moet wel iets zijn. Waarom doet God hier niets aan? Wij hebben veel gereisd. Wij zijn ook op veel plaatsen geweest die nu in de actualiteiten zijn. Wij waren in Israël, Egypte, Jordanië en Syrië. Plaatsen die je nu stukgebombardeerd ziet, daar zaten wij ontspannen in de vakantie. Wij gingen daarheen met een Christelijke reisvereniging onder leiding van een predikant die een hele goede vriend van ons was.’
 
Vraag 5: Laat u naar buiten zien dat u gelooft? Is het voor anderen zichtbaar?
Gerard: ‘Wij maken er zeker geen geheim van. Wij krijgen veel mensen bij ons aan de deur. Buren, kennissen komen hier een kopje koffie halen. Als we dan zo zitten, blijkt vaak dat zij met een bepaald probleem zitten. Wij hebben door onze lange zakenervaring met de winkel veel mensenkennis opgedaan. Mensen vertellen ons regelmatig hun problemen en door te luisteren kunnen wij dan soms helpen. Ik heb ook veel stukjes geschreven in veteranenbladen, ook verhalen over maten uit die tijd die door hen zelf niet opgeschreven konden worden. Die maten waren wel heel blij dat het op uitgesproken was en erkend werd dat het gebeurd was. Een goede vriend van mij is doordat zijn verhaal uiteindelijk erkend werd (door een brief van mij) van zijn trauma afgekomen. Dat voelt erg goed. Vroeger lag, als de dominee of iemand anders van de kerk langs kwam in Friesland, de bijbel op de boerderij op tafel. Op die manier is het bij ons nu niet meer zichtbaar.’ (Wel lagen de Kerkbuurten en de NCRV-gids op tafel, red) ‘Ik heb wel eens voorgesteld voor bijzondere kerkdiensten een advertentie in een weekblaadje te maken, ik heb er zelfs wel eens een opgesteld. Er zijn veel mensen die van huis uit gewend waren naar de kerk te komen, maar nu uit een soort laksheid niet meer komen. Misschien worden die weer aangesproken dan’.
 
Vraag 6: Hoe zou u uw geloof omschrijven?
Gerard: ’Geloof blijft heel moeilijk, het is niet gemakkelijk. Als je om je heen kijkt, wat er allemaal gebeurt.... Er komen dan bij mij veel vragen op, waar blijft God? Ik heb geen antwoorden. Eigenlijk is het bijna ongelooflijk om te geloven.’
 
Tenslotte
Ik wil Gerard en natuurlijk Sjoukje hartelijk bedanken voor de gastvrijheid en de openheid. Zij hebben heel veel verteld, waarvan u een deel hier terug vindt. Zij zijn heel zorgzaam voor elkaar, beiden kampend met de gevolgen van het ouder worden. Wat zij het moeilijkste vinden van het ouder worden, is dat veel mensen om hen heen wegvallen door overlijden. Zij hebben elkaar hard nodig en zijn er daarom ook voor elkaar.

Wietske Wijnja

 

Frieda Flens - Meijer
 
Inleiding door Frieda Flens - Meijer
Een nieuw item in Kerkbuurten, als opvolger van ‘de vrijwilliger uitgelicht’.
Geloofsvragen, vragen van geloof, in deze tijd een actueel onderwerp. We worden overspoeld met allerlei berichten van rassenhaat, geloofsuitingen die ons angstig maken. Wat is dat geloof van ons wereldburgers eigenlijk? Hoe kan het dat bevolkingsgroepen zich zo uiten in moord en religieuze dwang, of met uiterlijke kenmerken aangeven dat zij bij een geloofsgroep horen.
Op een vrolijke zomerdag zie je in pretparken en dierentuinen gezinnen die gekleed zijn als in de jaren 50 van de vorige eeuw. Zijn we zo bang voor onze Schepper?
 
Om telkens iemand anders te vragen hoe zijn of haar geloof wordt beleefd en welke vragen er zijn, leek het me goed om eerst iets over mijn eigen geloof te vertellen.
 
Als kind woonde ik tot mijn 6e jaar in Wageningen in een woning boven die van mijn grootouders. Mijn vader was in die tijd 3 jaar in Indië en ik was meestal bij mijn grootmoeder te vinden.
Ze las me voor als ik ging slapen en vertelde van Jezus, de goede herder en van God die veel van ons houdt en altijd bij ons is. Haar lievelingslied was: Wat de toekomst brengen moge.
U herkent de sfeer.
 
Dat was een veilig gevoel, ik wist gewoon dat het zo was. In de jaren die volgden had ik het niet altijd even gemakkelijk. Ik was een onzeker kind (zou je nu niet meer zeggen J) maar God was altijd bij me en ik probeerde op mijn eigen stuntelige manier zoals Jezus te leven. Mijn moeder zei wel eens dat ik niet altijd ‘achter Jezus het kruis hoef

de te dragen’. Je kunt ook doorschieten……
 
Maar dat kinderlijke geloof heb ik altijd gehouden, niet veel voor hoeven te doen. In zwarte dagen in mijn leven voelde ik de aanwezigheid van de Eeuwige en werd ik gedragen. Voor sommigen zal het zweverig of vreemd klinken maar het was altijd zo! In elk onderzoek dat ik moest ondergaan zei ik als een mantra: de Heer is mijn herder, Hij waakt voor mijn ziel. Hij brengt mij op wegen van goedheid en zegen, Hij schraagt me als ik wankel, Hij draagt me als ik viel. Trouwe lezers van Kerkbuurten weten dat ik regelmatig dit vers opneem.
Altijd dichtbij. Toen we eens in de kerk aan de Kalverstraat zaten, stil en even weg van de hectiek van de massa, hoorde ik een stem die zei: Ik ben bij je, alle dagen van je leven. Eerst geloof je het niet maar het was echt zo. En zo is het ook, Hij is altijd bij me.En het kan me ook niet schelen bij welke kerkstroming ik ben, de Eeuwige laat zich niet in een hokje of een verkleedpartij vatten. Het is te groot voor kleine-mensen-postzegel-gedrag.
Laatst was er een avondvullend programma op tv met een professor die vertelde over het heelal. Wat bijzonder, het heelal is zo groot, zo oneindig groot. Het gaf me opeens het inzicht dat er ergens nog zoveel verborgen is wellicht.
Geloofsvragen? Zeker ik heb ze, maar stel ze niet vaak. Geloof beleven? Dat zeker, veel liefde vooral. Onze Turkse buren bidden voor ons en wij voor hen. We delen Abraham en Sara en Izaäk en Ismaël. Laatst zongen we in de kerk het Taizé-lied: Nada te turbe. (lied 900) Prachtig! De vertaling is als volgt:
 
Laat niets je verontrusten of wanhopig maken, wie zich aan God vasthoudt
komt niets tekort, God alleen is genoeg!
 
Dit heb ik maar op ons toilet gehangen in een lijstje! Mooi!!
 
Genoeg over mij… Frieda

Gerson Gilhuis
 
Op een koude, mistige maandagochtend loop ik richting de Dr. de Boerstraat voor een interview met Gerson Gilhuis, de predikant van de Grote Kerk in Oostzaan.
Het is Blue Monday, de maandag van het jaar waarop we als wereldburgers het meest depri zouden zijn, statistisch gezien……
Wij hebben daar geen last van, Gerson zorgt voor koffie en iets lekkers. De rollen lijken omgedraaid, Gerson is het eerste ‘slachtoffer’ in de nieuwe serie: ‘Vragen van geloof’.
Moedig van hem, dat wel! Je bent predikant en dan gaan ze vragen stellen over je geloof.
Wietske en Femke dachten vooraf  mee over de vragen, we gaan samen op zoektocht naar de juiste vragen en bijzondere antwoorden.
 
Vraag 1: Hoe heb je het geloof, de kerk, als kind ervaren?
Gerson: ‘ik kom uit een domineesgezin, ik ben geboren en opgegroeid in Brazilië. Mijn vader was daar predikant en mijn moeder deed daar in mee. Het was warm als vanzelfsprekend iets, bidden voor het eten, zondags naar de kerk, in Brazilië een vrolijke bedoening.
Het was de Gereformeerde kerk, die daar minder stijf was dan hier. Vrolijke kerkdiensten, handen klappen, veel jeugd. Een fijne jeugd, ik heb nooit vraagtekens gehad. De sfeer was de geloofsgemeenschap, er werd gebeden voor het slapen gaan. Geloven is ook in ontwikkeling, de bijbel is de gezamenlijke noemer, iedereen beleeft het anders.
Afgelopen weekend waren er vrienden op bezoek die ik al ken vanuit Brazilië. Voor we gingen eten zongen we als gebed een Portugees lied dat zomaar in me opkwam, dat ik me herinnerde uit die tijd, uit mijn jeugd, geloof is ook herinneren.’
 
Vraag 2: Hoe ervaar je de aanwezigheid van God in je leven?
Gerson: ‘hoe definieer je God? Ik was als student een week met een groep christelijke jongeren in Taizé. In stilte. Jongeren die hun beste beentje voor zetten, ook ik deed mijn best om mijn taken zo goed mogelijk te doen. Wilde nog meer behulpzaam zijn. We moesten volgens rooster ook afwassen bijvoorbeeld. Er was een Italiaanse jongen die ook erg zijn best deed en altijd een stapje harder liep. Hij leek ook nog erg op Jezus, ik kon niet aan zijn inzet tippen.
Opeens had ik daar het gevoel dat ik voor God niet beter hoefde te zijn, dat ik mocht zijn wie ik was. Ik hoefde niet te concurreren, ik was goed genoeg zoals ik was. Dat was een bijzondere ervaring!’
 
Gerson: ‘wanneer ervaar je iets van God, wanneer ben je God op het spoor? Dat is als ik geraakt wordt door een lied, in een gesprek waarin iets oplicht, het heeft met ‘waarheid’ te maken. Is dat God? Wat mij betreft is dat zo. Een beeld van God is altijd in het voorbijgaan, even gezien tegen de achterkant, na een ervaring. Zoals met Pasen wanneer Jezus is opgestaan en Hij tegen Maria Magdalena zegt: Raak me niet aan, houd me niet vast. De oude situatie is niet meer, de ervaring is uniek.
Heel veel heeft te maken met opvoeding, mijn ouders lieten me ervaren wat liefde is, wat waarden in het leven zijn. Het zien van de armen, de kleinen. Daar werd ik ook op gewezen in mijn jeugd.’
 
Vraag 3: wat is je belangrijkste motivatie om te blijven geloven?
Gerson: ‘ik merk dat het goed is om ons te realiseren dat we niet alleen zijn, we zijn met elkaar, dat er een God is. Dat we niet alleen aan elkaar zijn overgeleverd. Ik ben weliswaar niet ‘zwaar Gereformeerd’ maar toch denk ik dat we als mens ook onze minder goede kanten hebben. Het geloof helpt ons om daar alert op te blijven, en om de goede weg te zoeken.
En ik ben onder de indruk van de persoon van Jezus, de betekenis van deze mens. De weg die Hij voorstond, daarin ben ik wel een christen. In Hem herken ik God, ook destijds.’
 
Vraag 4: In de actualiteit hebben we te maken met de religieuze agressie, onderdrukking van bijvoorbeeld vrouwen, wat ervaar jij daarbij?
Als we de bijbel letterlijk 1 op 1 nemen dan kan dat ontstaan. Wij zijn daar in onze kerken van verlost.
De bijbel als boek interpreteren, de ontwikkeling die je als samenleving doormaakt, en in gesprek blijven met elkaar.
De bijbel is het woord van God maar dat moet je niet 1 op 1 doorgeven. In elke religie zijn heilige oorlogen geweest en nog steeds maken we die mee. Wij hebben ruimte gemaakt om te interpreteren en in liefde om te zien naar je naaste. Je moet in ontwikkeling blijven. De uitwassen zijn vaak het gevolg van te starre omgang met de bijbel, de koran of andere religieuze geschriften. Zij worden vaak ingegeven door behoefte aan macht, door agressie.’
 
Vraag 5: laat je naar buiten zien dat je gelooft? Is het voor anderen zichtbaar?
Gerson: ‘ja, als predikant doe je dat automatisch. Het zit in mijn werk. Soms werkt het een beetje gek, je moet je laten zien als dominee, maar ik doe zo gewoon mogelijk, dat mensen kunnen zien dat je dus ook zo kunt geloven.’
(Soms is onze herder wat verlegen over zijn werk in ons dorp, terwijl ik en velen met mij, zijn preken enorm waardeer door de liefde van God die er uit spreekt. De contacten met de kinderen en hun -vaak buitenkerkelijke- ouders van de Korenaar die zoveel positieve acties opleveren.)
 
Vraag 6: hoe zou je jouw geloof omschrijven?
Gerson: ‘in beweging. Geloven gebeurt als je mensen ontmoet op een goede manier. Welke mensen dat zijn? In gesprekken met drugsgebruikers, met de redactie van Kerkbuurten J, pastoraal bezoek, in liefde, en als iets puur is. De kern van het geloof wijst ons op elkaar. God is ook meer dan dat, God kun je ook in de schepping of de kosmos ervaren. Maar voor mij zit de kern in de ontmoeting met een ander. Wanneer je mensen op zo’n goede manier ontmoet, dat je iets aan elkaar toevoegt.’
 
Tenslotte:
Hoewel het wellicht wat ongebruikelijk is wil ik het toch zeggen: lieve Gerson, hartelijk bedankt voor dit openhartige interview! Bedankt voor je gastvrijheid, je humor en de koffie!
Moedig van je dat je als eerste deze vragen wilde beantwoorden! Fijn om met elkaar de angstige gedachten die ons overvallen door de berichten in de media over zoveel religieuze agressie, te bespreken, te verwoorden!
Wietske en ik hopen dat het een aanzet is voor anderen om ook iets te vertellen over het persoonlijke geloof dat ze beleven.
Frieda Flens-Meijer




 

 
 
 
 

Kerkdienst
datum en tijdstip 21-04-2024 om 10.00 uur

Voorganger:
nog niet bekend



 
meer details

 
Digitale Kerkdienst
14-4-2024 


Ds. Sjaak Visser
 
Agenda Grote Kerk

 

Druk op de afbeelding om
naar de Agenda te gaan.

 
 
Kerkbuurten
april 2024


Deadline volgend nummer:
 23 april 2024
 
Agenda Vrienden van de grote kerk Oostzaan


 
 
 
Protestantsekerk.net is een samenwerking tussen de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland en Human Content Mediaproducties B.V.